Home » 2016
Jaarlijks archief: 2016
“ongedurig” en rusteloos
Vertoont de gezichtsuitdrukking van beiden trekken van onderdrukte emoties of lijkt dat zo ?
Getje werd in Westergeest geboren. Op 26 mei 1894. Getje was een dochter van Wiebe Postma en Tjitkse Postma. Op de een of andere manier kwam ze op jonge, formeel nog minderjarige leeftijd in Murmerwoude terecht. Tot ze op 18 december 1915 als “koopvrouw in gemaakte kleederen” vertrok naar ’s Gravenhage waar we haar terugvinden als ingeschrevene op 20 december 1915. Op een adres aan de Schenkstraat. Voor korte duur want enkele maanden later vertrok ze weer naar een ander adres. Ook in 1917 verhuisde ze nog een keer. En het lijkt er zelfs op dat ze een ruimte of kamer betrok in een hotel.
Op 20 juli 1918 overleed haar vader Wiebe Postma, oud 64 jaar, koopman, geboren en getogen in Westergeest. Haar moeder Tjitske Postma bleef achter. Zonder beroep, staat in de overlijdensakte van Wiebe. Misschien was dat de reden dat dochter Getje weer naar Westergeest terugkwam? In ieder geval woonde ze enkele jaren later weer in haar geboortedorp. Althans volgens haar huwelijksakte van 10 april 1920. De 25 jarige Getje Postma trouwde toen met de 20 jarige [en toen nog minderjarige] koopman Fokke Veenstra. Getje toen “zonder beroep”.
Fokke was een zoon van koopman Egbert Veenstra en Japke Lourens. Met Fokke maakten we al eerder kennis. In mijn boek Foestrum: Illegaal slachten was één van de manieren om aan [voldoende] vlees c.q. eten te komen, maar het was riskant. Fokke Veenstra werd tijdens het slachten van een schaap op 15 augustus 1941 opgepakt.
- Leeuwarder Courant, 8 november 1941.
- Leeuwarder Courant, 27 maart 1942
Mogelijk was het huwelijk een “moetje” want zeven maanden later werd hun zoon Egbert Wiebe Veenstra geboren. Op 26 november 1920 in Heerlen [Bertus, zoals hij in Drachten werd genoemd, overleed te Drachten in september 2002]. “Vluchtte” het jonge paar toen naar Limburg? Hoe dan ook, hun verblijf buiten Fryslân was van korte duur. Op 25 april 1921 kwam het gezin vanuit Hoensbroek weer terug. Terug naar het geboortedorp van Getje,
Westergeest. Op hun gezinskaart Kollumerland staat vermeld dat Fokke tijdens de inschrijving in de gemeente mijnwerker was. In Kollumerland werd hij veehouder.
In Westergeest werd dochter Elizabeth Henderika Veenstra geboren. Op 24 september 1922. Van haar weten we dat ze dienstbode is geworden. Want zo overleed zij. Slechts 21 jaar jong op 2 maart 1944 te Reutlingen, Alteburgstrasse 8 Duitsland. Was zij gedwongen om in Duitsland te werken?
Jaren later verdween veekoopman Fokke Veenstra. Letterlijk; vermist per 24 juli 1965. Hij was op de fiets uit Groningen vertrokken met “een behoorlijke som gelds bij zich”. Een misdrijf werd niet uitgesloten. Tot zijn stoffelijk overschot op 2 augustus 1965 werd gevonden in het Winschoterdiep. Hij was verdronkenen al zijn geld nog bij zich. Een misdrijf werd toen uitgesloten.
Getje heeft het allemaal niet meegemaakt. Zij was al lang overleden. Op 16 oktober 1935, nog geen 40 jaar oud. Getje heeft ogenschijnlijk een “ongedurig”, rusteloos bestaan gehad. Ze zwierf van het ene adres naar het andere adres. Maar uiteindelijk ligt zij begraven bij de eeuwenoude kerk van haar geboortedorp Westergeest.
U nu? Weet u meer over Fokke en Getje? Wilt u dat dan met ons delen en onze dorpsgeschiedenis completer helpen maken? Dat kan door hieronder een reactie op deze ‘post’ te plaatsen.

collectie http://www.graftombe.nl
bronnen:
- Foestrum [ISBN 978-90-9027204-7]
- http://www.foestrumerarchief.nl
- Leeuwarder Courant [08-01-1932, 08-11-1941, 27-03-1942]
- Nieuwsblad van Friesland [27-03-1942]
- Nieuwblad van het Noorden [03-08-1965]
- http://www.graftombe.nl
- http://www.allefriezen.nl
verbaasd, tevreden, blij en dankbaar
Het gebeurde ergens in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Enkele mannen, keurig in pak, arriveerden in Westergeest. Ze klopten aan bij de familie Gerrit ‘Kei’ en Aaltje Kloosterman. Het waren bestuursleden van melkfabriek De Ommelanden te Groningen. Ze kwamen met een vraag. Of eigenlijk een uitnodiging. Voor de twee dochters Tsjallie en Geertje. Om te komen zingen. Toen deze mannen aan de deur klopten, hadden de twee zussen al naam gekregen. De zingende zusjes Kloosterman waren al een fenomeen in de noordelijke provincies, maar ook daarbuiten.
Het begon allemaal in Drogeham. Oudste zus Trijntje zat in het bestuur van de kleuterschool. En ‘ter opluistering’ van een gezellige avond werden de beide zusjes gevraagd om wat te zingen. Geertje was rond de 15 jaar en Tsjallie rond de 21. “Dat foldie hiel goed” en langzaam maar zeker kwam er meer vraag. Ze hoefden zelf niet veel te regelen. Ja, de afspraken bijhouden in een schriftje, dat wel. De zussen werden thuis opgehaald en weer thuis gebracht. Vrijwel altijd met een auto. Soms gingen ze met de trein. Een enkele keer vanwege de afstand met overnachtingen er bij. Allemaal zonder ouders. Maar die voelden zich zeker wel betrokken. Want als ik bij Geertje thuis kom praten over haar zangcarrière, ligt de tafel letterlijk vol met krantenknipsels. Allemaal zorgvuldig verzameld en bewaard door haar moeder.
De twee zussen traden op tijdens bruiloften en bijeenkomsten van de Christelijk Nationale Vakvereniging. In kerken, tijdens muziekavonden of propagandavergaderingen van de Anti-Revolutionaire Partij [samen met Hendrik Algra] en Christelijk-Historische Unie. In ziekenhuizen, kleuterscholen en bejaardenhuizen waar ze ook wel langs de kamers van de bewoners gingen. Maar ook in het Protestants Militair Tehuis voor ‘onze jongens’. Daar bleven ze slapen. In een pas geverfde kamer waardoor ze wakker werden met hoofdpijn … Het waren lange avonden. Soms [inclusief te terugreis] tot twee of drie uur ’s nachts. Een enkele keer werd het vijf uur ’s ochtends. In een tijd dat Geertje ook nog haar werk had bij dokter Roosdorp in Kollum.
Het kon niet anders of de vermoeidheid sloeg vaak toe. Toen ze 21 jaar was stopte ze met het werk. “It wie net mear te hâlden”.
Het zingen was vrijwel altijd pro-deo, soms ook met een boerenkapel. Want de Zingende Zusjes zijn bekend geworden met hun Christelijke muziek, maar daarnaast stonden ook wel [zoals Geertje het noemt] “luimige ferskes” op het repertoire. Bovendien werd steevast het lied “ús Westergeast” gezongen. Een ode aan ons eigen dorp. En speciaal voor de zussen geschreven door Sibbele Hietkamp van Kollumerzwaag.
Geertje herinnert zich avonden waarbij ze optraden naast toen bekende zangers – Kees Deenik en Johan Bodegraven. “En wy wiene mar hiele gewoane famkes”. Spannend, maar als de zussen optraden werd het muisstil in de zalen. “De ferskes út de Bundel sloegen yn, sprutsen oan …” en ze kregen veel complimenten.
Tien jaar lang bleven ze zingen. Tot haar huwelijk met Wieger Hoekstra. Toen was de tijd rijp om te stoppen.
Tot op de dag van vandaag zijn ze te beluisteren via de radio. En ontvangt Geertje reacties omdat mensen wat aan de liederen hebben gehad. Dát vind ze het allermooiste; dat daar wat van overgebleven is. Ze heeft hele mooie herinneringen aan die tijd, maar Geertje kan het moeilijk in één woord vangen. Ze is vooral verbaasd, tevreden, blij en dankbaar dat ze het heeft mogen meemaken.
Haar blik dwaalt af als ze terugdenkt aan het dieptepunt in haar leven. Geertje verloor haar jongste zoon Gerrie aan de dood. Toen kwam één van haar liederen als een boemerang bij haar terug. Alsof de hemel rechtstreeks even open ging om haar te steunen. Een onbekende vrouw uit Minnertsga las van het ongeluk van Gerrie. En toen ze luisterde naar het lied “Zouden wij ook eenmaal komen” schreef ze een brief – “de Heer legt in m’n hart om nu een brief te schrijven”. Ze deed er een gedicht bij.
“God is getrouw” besluit Geertje.

Gezin Kloosterman
Achter v.l.n.r.: Trijntje, Lieuwe, Tsjallie met strik, David, Wietse, Martha
Voor: Vader Gerrit (Kei), Geertje met strik, Betje, moeder Aaltje en Jeltje
Kunt u helpen met aanvullingen of foto’s? Reageer dan op deze ‘post’ en help onze dorpsgeschiedenis completer te maken.
bronnen:
- Geertje Hoekstra – Kloosterman
- Foestrumer Archief
laatste melkrit

Op de wagen Titus van Wieren, midden Klaas Bergsma en links naast de wagen Michiel Nieuwenhuis [collectie Foestrumer Archief]
Titus van Wieren nam de rit in 1957 over van Kees Zuidema, destijds uit De Dôlle. Kees Zuidema emigreerde naar Amerika en daardoor kon Titus ook de trekker van Zuidema overnemen. Daarmee was hij één van de eersten in Westergeest met een trekker.
Destijds kwam het vaak voor dat hij zomers per rit ruim 170 bussen melk had staan op twee wagens.
Rond 1973 stapte Klaas Bergsma naast Titus in dit werk tot ze in mei 1976 samen stopten. Andries van Kammen nam toen de ritten over.
Tot het op zaterdag 27 december 1986 helemaal voorbij was. Toen haalde Andries van Kammen voor de allerlaatste keer de volle melkbussen op. En bracht hij die naar Frieslands kleinste zuivelcoöperatie ‘Huisternoord’ [Oudwoude]. Zijn route was eigenlijk al behoorlijk ingekort. Veel boeren waren al overgeschakeld naar een melktank. Of waren gestopt.
Op de laatste rit werden nog maar 30 melkbussen opgehaald. In Westergeest was dat o.a. bij Berend Dantuma aan de Eelke Meinertswei.
Tortelduif voorkwam erger.
Op 4 maart 1851 hertrouwde zijn vader Taeke met Aaltje Ids Dijkstra [1825 – 1899 ?].
Toen Bouwe op 21 juni 1877 met de 33-jarige timmermansdochter Sytske van der Zaag [ 1844 – 1922] uit Burum trouwde was hij ook nog landbouwer. Trad hij nog in de voetsporen van zijn vader. Maar dat veranderde na zijn trouwen. En zij gingen wonen in Westergeest. Want toen op 14 augustus 1878 hun zoon Teake Meindert werd geboren, was Bouwe bakker. Zijn knoestige handen kneedden vanaf toen deeg. In de bakkerij op de hoek Eelke Meinerstwei / Van Teijenswei.

Bakkerij van Bouwe Riemersma. Bouwe staat rechts. Naast hem staan de feint en de faam [collectie Foestrumer Archief]
Rond die tijd kreeg ook Bouwe te maken met tegenslagen.
Op 26 april 1891 stierf zijn vader op 68-jarige leeftijd. Bouwe was kind-af en moest de zakelijke belangen van zijn vader afhandelen. We zien hem in die tijd ook veel verschijnen bij de notaris om landerijen rondom o.a. Kollum te verkopen. Het zal een drukke, vermoeiende en verdrietige tijd zijn geweest.
Tot overmaat van ramp voltrok zich ook nog een zakelijke ramp. Ergens in oktober 1891 lag over het dorp Westergeest een diepe rust. Vrijwel iedereen sliep. Ook in de bakkerij van bakker Bouwe Riemersma bleef het die nacht lang rustig. Maar de rust werd snel en ruw verstoord. De [kennelijk] inwonende feint [knecht] werd wakker door geluid. De tortelduif ging tekeer. Toen hij polshoogte ging nemen, ontdekte hij brand. In de bakkerij. Iedereen werd gewekt, de brandweer werd gealarmeerd. Ondanks het ferme optreden kon de brandweer de bakkerij niet meer redden. De duif evenmin. Die stikte door de rook.
Bouwe bleef niet bij de pakken neerzitten. Hij bleef in Westergeest – als bakker. Bouwe staat in 1893 nog op de foto met een aantal vrienden uit het dorp. En toen in 1913 hun oudste zoon en bakker Taeke Meindert [de schrijfwijze van Teake / Taeke verschilt soms] in het huwelijk trad met Detje Jilderda woonden Bouwe en “Sijtske” nog in Westergeest. Heeft zoon Taeke de bakkerij toen overgenomen en zijn ze toen vertrokken?
Want ze bleven niet in Westergeest wonen. Samen met zijn vrouw Sytske of Sietske vertrok hij naar Visvliet. Daar stierf Sietske op 5 mei 1922. Bouwe kwam te overlijden op 25 januari 1932, 87 jaar oud. Hij ligt in Visvliet begraven. Daar markeert een eenvoudige plaat zijn graf.
Nu U? Kunt u deze post aanvullen met gegevens? Of foto’s? Schroom dan niet om te reageren en help mee onze dorpsgeschiedenis completer te maken.
bronnen:
- http://www.foestrumerarchief.nl
- Het nieuws van de dag: kleine courant, 14 oktober 1891
- rootsweb.ancestry.com
- http://www.graftombe.nl
- http://www.wikitree.com
vogelwacht, afdeling Westergeest
Toen in 1986 het 40 jarig bestaan werd gevierd in café de Jager, was Roel Nicolai [1933 – 2014] voorzitter. Die avond werd de eerste prijs [een wisselbeker, beschikbaar gesteld door Sierd Boersma] uitgereikt aan Anco Nicolai, een zoon van Roel. Hij had het eerste kievitsei van de Vogelwacht gevonden.
Toen al voorspelde de Vogelwacht donkere wolken boven het eieren zoeken en rapen: “Wij zijn trouwens van mening dat men daar in den Haag toch hoe dan ook bezig is ons uit het veld te krijgen. Het eieren zoeken zal op den duur alsnog worden verboden denken wij”.
Tijdens het 50-jarig jubileum bleek dat Roel Nicolai meer dan 25 jaar voorzitter is geweest. Hij kreeg daarvoor van de Bond een onderscheiding in de vorm van een “Sulveren Ljip”. Derk van der Kloet trad af toen de Vogelwacht 60 jaar bestond – hij was 33 jaar als bestuurslid actief geweest.
Durk van der Veen, mede oprichter en toen oudste lid, heeft het 60-jarig jubileum net niet mogen meemaken. Hij stierf op 29 maart 2006 op 99 jarige leeftijd.
Glimlachend vertelde Roel Nicolai een verslaggever van de Kollumer Courant ooit: “Heel vroeger, nog voordat ik voorzitter was, gingen we met de hele club op de laatste dag te ‘aaisykjen’. De eieren, zowel van kievit als de grutto, kwamen dan bij ‘Grutte Frans’ in een handketel, waarna ze met een stukje ‘brea’ opgegeten werden. Hier kwam dan ook een slokje bij. Och, we hadden dan een complete route op de laatste dag. Onderweg koffiedrinken, ergens wat eten en drinken. Het is wel gebeurd dat er nadien iemand met zijn auto in een heg reed. Dit was nog onder voorzitterschap van Frans Huisman”.
Nu U? Hebt u aanvullingen, anekdotes of ander materiaal, schroom dan niet om op deze post te reageren. U helpt daarmee onze dorpshistorie completer te maken.
bronnen:
- Foestrumer Archief
- Kollumer Courant
de kerkklok
In een verklaring uit 1543 wordt gesproken over ”dye clocken toe luyden”, waaruit blijkt dat Westergeest destijds twee klokken heeft gehad. Vaak was er in dat geval één grote klok plus een kleine klok. Bij het begraven van een man begon de grote klok te luiden, daarna de kleine klok. Bij het begraven van een vrouw net andersom. Ingeval van brand werd de klepel aan één kant van de klok geslagen, het zogenaamde ’kleppen’.
In het Nieuwsblad van Noord Oost Friesland [07 januari 1914] werd nog even teruggekeken naar de jaren zonder klok [‘bingel’]: “Er is verscheidene jaren geleden een tijd geweest, dat Westergeest geen smid had, welke omstandigheden een rijmelende buitenman deden uitroepen: Westergeest hat hoop noch treast Klok noch bingel Smid noch tingel ’t Blijkt dus tevens, dat genoemd dorp destijds geene klok in den toren had“.
In 1857 kreeg de kerk de kerkklok die tijdens de Tweede Wereldoorlog in 1943 door de Duitsers werd meegenomen. Vlak na de oorlog werd in Heiligerlee een nieuwe kerkklok besteld, die in november 1949 een plekje kreeg in de eeuwenoude toren.
Het leek het er eerst op dat er in Westergeest geen klok meer geluid zou worden: het geld was op. Er werd met een intekenlijst een rondgang door de dorpen Westergeest en Triemen gemaakt om geld in te zamelen; “Ieder, die met ons het grote gemis voelt van een door de moffen ons ontstolen luidklok [bingel] verzoeken we om een gave, teneinde te komen aan een nieuwe bingel”, was getekend, Klaas ter Horst [1894 – 1971] als voorzitter Plaatselijk Belang. De uitdrukking ‘moffen’ is later veranderd in Duitsers [bijgaand een gedeelte van de intekenlijst afgebeeld, collectie Derk van der Kloet].
Eén van de benoemde klokluiders is jarenlang Berend van der Haak [1862 – 1950] geweest.
Volkverhaal / legende:de klokken In 1857 kreeg de kerktoren van de kerk in Westergeest een nieuwe klok. Deze kwam in de plaats van de oude klokken die de Kwade vroeger uit de kerktoren had weggenomen en in een poel in de Dôlle had gegooid. Bij gunstige weersomstandigheden zijn de klokken vandaar uit nog steeds te horen [beschreven in het Frysk Sêgeboek, S. J. van der Molen, 1973]
Klik op onderstaande afbeelding voor beeld en geluid.
nu u? Kunt u meer vertellen over de kerkklok van Westergeest, hebt u herinneringen bij het geluid en wilt u die delen? Reageer dan op deze post en help onze dorpsgeschiedenis completer te maken.
bronnen:
- Foestrum, Westergeest – 2012, ISBN 978-90-9027204-7
- film en geluid uit eigen collectie
Johannes van der Wiel
![Johannes van der Wiel met zijn tweede vrouw Martje Korf op 31 maart 1937. [Collectie Tjerk Karsijns, Roden]](https://hystoblog.files.wordpress.com/2016/07/wiel-van-der-en-korf-31031937.jpg?w=960)
Johannes van der Wiel met zijn tweede vrouw Martje Korf op 31 maart 1937. [Collectie Tjerk Karsijns, Roden]
Johannes van der Wiel werd in 1918 in Amsterdam eervol als politieman ontslagen als gevolg van een opgelopen verwonding, mogelijk tijdens de aardappeloproer in juli 1917. In Amsterdam was hij in 1917 ook weduwnaar geworden van zijn eerste vrouw Eelje Bergman [1883 – 1917]. Zij hadden vier zoons gekregen, waarvan alleen Sijtze [1914 – 1991] was blijven leven.
Hij werd na zijn ontslag in Friesland verzekeringsagent en huwde in 1921 met de vier jaar oudere weduwe Martje Korf [1879 – 1955]. Zij bracht uit haar eerste huwelijk een zoon Douwe mee. Samen kregen ze nog een levenloos kind in april 1922.
YST: Martje Korf was eerder getrouwd geweest met Jan de JONG [1874 – 1915]. In 1922 schreef de Leeuwarder Courant dat tegen Anna vd W. 25 gulden of 25 dagen hechtenis werd geëist inzake “eenvoudige beleediging” van Martje Korf.
Bode en conciërge op het gemeentehuis in Roden
In 1928 werd Johannes benoemd tot bode en conciërge op het gemeentehuis in Roden. Hij kreeg een onderkomen op de begane grond van de secretarie met een slaapkamer op de eerste verdieping.
Dodelijk gewond bij het bombardement op Roden in 1941
Op vrijdagavond 24 oktober 1941 vond een bombardement door de Engelsen plaats van Roden. Bij dat bombardement op onder andere het gemeentehuis werd Johannes zwaar gewond. Hij was een nieuwsgierig man en die karaktertrek is hem vermoedelijk noodlottig geworden. Toen laat de vliegtuigen overkwamen, ging Johannes zijn bed uit om te zien wat er gaande was. Hij is door de openslaande ramen direct op het platte dak van de secretarie gestapt. Het hoge dak van het gemeentehuis belette hem het uitzicht in horizontale richting, waardoor hij de bom die het woongedeelte zou treffen niet gezien heeft. Johannes werd door een bomscherf vol in buik getroffen.
Zijn vrouw Martje was al uit bed, maar nog in de slaapkamer, die volledig verwoest werd. Zij liep door rondvliegend glas wonder boven wonder slechts verwondingen aan haar knie op. Zij was echter zo overstuur, dat bewoners van de Westeinderweg (nu: Heerestraat) haar hoorden gillen. Dokter Weggemans, die naast het gemeentehuis woonde, verleende eerste hulp en gelaste een snel vervoer naar het ziekenhuis in Groningen. Toen Jan Karsijns met de ambulance ter plaatse kwam, was hij behoorlijk van streek omdat het de vader van zijn vroegere compagnon Sijtze van der Wiel betrof. Daarom nam hij deze keer een goede bekende, Riemer de Vries -de zoon van bakker De Vries- mee om Johannes naar Groningen te brengen, maar die bestemming heeft hij niet meer levend bereikt.
Deze ‘post’ is geschreven door Tjerk Karsijns, Roden. Het werd eerder gepubliceerd op “geschiedenis.umcgambulancezorg.nl“
Maar ook nu kunt u reageren op deze post. Met aanvullingen of illustraties. Help ons onze [dorps]geschiedenis completer te maken.
“boosdoeners van de gevaarlijkste soort” opgepakt
Het zijn maar drie regels. In de Delftsche Courant van 30 oktober 1868. “Spelleken en Seip bij Westergeest gearresteerd”. Wat was de aanleiding?
Leeuwarden, 1868. Tot twee keer toe ontsnapten “boosdoeners van de gevaarlijkste soort” uit het tuchthuis van Leeuwarden. Tot twee keer toe werden ze allemaal gevonden. En teruggebracht naar het tuchthuis. Maar na de tweede uitbraak werden ze niet naar hun cel teruggebracht. Maar opgesloten in “onderaardsche cellen, waar ontvluchten onmogelijk mocht worden geacht. De uitkomst nochtans zou het anders leeren” …
Toch had één van hen al snel weer een ontsnappingsplan. Het was Spellekens, “een tenger manneke, zwart van uitzicht”. Nu lezen we ook dat de 41 jarige Jan Johannes Seip [1827 – 1909] bij dit plan betrokken was. Seip werd ‘de Filestijner’ genoemd vanwege zijn grote en zware lichaamsbouw. Hij was een Muntendammer. “Scheepsjager van beroep, ruw en onverschillig in heel zijn doen”.Uiteraard was de bewaking ondertussen opgevoerd. De ontsnappingspogingen hadden namelijk de aandacht op het hoogste politieke niveau. Sterker nog, de Minister van Justitie kwam zelf polshoogte nemen in Leeuwarden. Op vrijdag 23 oktober 1868 daalde hij hoogstpersoonlijk af “in de laagte, naar de onderaardsche verblijven, waar Spellekens c.s. zaten opgesloten. De hooge Heeren inspecteerden in hoogst eigen persoon deze kelders en moesten getuigen: daar zitten ze veilig geborgen! Van hier is uitbreken niet mogelijk!”
Maar 24 uur na het bezoek van de minister, waren de gevangen weer uitgebroken! Hun cellen waren leeg. Ze waren via gegraven tunnels ontsnapt.
De uitbraak werd de volgende ochtend ontdekt. Het nieuws verspreide zich door de provincie. En de schrik sloeg er in! “In één dag was een groot deel van Friesland in rep en roer”. Velen hielpen bij een klopjacht. Te voet en te paard, met knuppels, vorken en schoppen als wapens. Het volk zocht massaal naar de mannen. Daardoor werden de meesten weer opgepakt. Maar van Spellekens en Seip ontbrak lange tijd elk spoor. Tot het bericht kwam dat ze bij ‘âlde Lutske’ wat eten hadden gekregen. Lutske woonde tussen Veenklooster en Kollum.
De burgemeester nam de leiding hoogst persoonlijk op zich. Hij loofde nog eens 25 gulden uit “aan hem, dien het mocht gelukken een vluchteling te arresteeren”. Met de hete adem van de massa in hun nek, sprongen Seip en Spellekens in de Strobosser Trekvaart en staken die over. Terwijl het volk de brug verkoos, waardoor ze achterstand opliepen. Maar de voorsprong baatte Seip en Spellekens niet. Spellekens nam het ogenschijnlijk even tegen zijn achtervolger op. Maar hij moest zich overgeven.
Seip was door de consternatie uit het even oog verdwenen. Maar al snel had “Melle Boersma, van Buitenpost, het geluk den dikke te vinden en te vatten. Hij lag in een droge sloot, geheel onder de bladeren verstopt en onderscheidene zoekers, w.o. ook Melle de Vries, waren hem rakelings gepasseerd”. De handen van Seip bleken geschaafd en bebloed te zijn. Al zijn vingers bleken ontveld. Het was het gevolg van de uitbraak.
Spellekens overleed vrij kort na deze ontvluchting. “Allicht tengevolge van de vermoeienis en de ontbering in ’t open veld en zulks in den barren herfst” werd hij ziek en stierf. Nauwelijks 26 jaar. Hij moest nog 12 jaar ‘zitten’.
Uiteindelijk heeft Seip zijn straf uitgezeten. En is hij weer op vrije voeten gesteld. Teruggegaan naar Muntendam. Daar overleed hij op 26 juli 1909. 82 jaar oud.
Nu U? Weet u meer te vertellen over deze ontsnappingspoging in relatie tot Westergeest? Voel u vrij om te reageren en help ons onze dorpsgeschiedenis completer te maken.
Bronnen:
- boekje, uitgeverij Hepkema uit Heerenveen.
- http://www.blokhuispoort.nl
- Deltsche Courant, 30 oktober 1868
- http://www.genealogieonline.nl
- http://www.friesfotoarchief.nl