Jouke Dantuma schreef op 08 januari 2023 ondergaand artikel op facebook. Met toestemming overgenomen.
De woning links is Trekwei 1 en op de voorgrond Trekwei 3
Afgelopen week kreeg ik via ons redactielid Auke Postma een krantenberichtje uit 1900 onder ogen dat mijn nieuwsgierigheid wekte. Een inwoonster van Driesum werd bij verstek veroordeeld tot een boete van 5 gulden voor smaad en laster. Wat was er aan de hand? Harm Visser, een bejaarde visser van 80 jaar, werd voortdurend lastig gevallen door Jantje Z. te Driesum. Zij schold hem bij herhaling uit: ‘Smeerlap, deugniet’ riep zij hem toe. Ybele Steenstra heeft in zijn hystoblog in 2020 al zijdelings aandacht aan dit krantenartikel gewijd». Maar Theo Delfstra stuurde mij gisteren nog veel meer informatie over Jantje Zwarts, hoofdrolspeelsters in dit verhaal.
Jantje Zwarts is geboren op 23 oktober 1848 in Driesum. Haar geboortehuis stond tussen Eastwâld 1 (Bert en Sonja Zijlstra) en Eastwâld 3 (fam. Meerstra). Zij was de dochter van visser Jozef Franzes Zwarts en Grietje Pieters van Zuijlen. Ze had drie zusters, Baukje, Grietje en Dina en een broer Franciscus Antonius Zwarts. In haar geboortejaar liet heit Jozef een nieuwe woning bouwen op een perceel weiland dat aan de Zwemmer lag en onder het buurtschap Keatlingwier ressorteerde. Deze woning stond ten oosten van de Trekfeart bij de Lange Brêge’. Dit viel dus onder het dorp Westergeest.
De familie Zwarts kwam uit Duitsland. Pake Franciscus Antonius Stevens(zoon) Zwarts kwam van Wolbeck, toenmalig Pruissen. Hij was een Duitse soldaat die deserteerde en vluchtte naar Fryslân en via de familie Van Sytzama in Driezum belandde. Hij koos al snel voor het vrije beroep als visser en heeft in een aak die in de Zwemmer lag tot op hoge leeftijd gewoond. In Driezum werd hij Frans genoemd en Schwarz wijzigde in Zwarts. De bekendste afstammeling van deze Frans Zwarts is de dorpsfiguur Klaas van Nammen sr. en ‘dy koe him ek goed mei de mûle rêde’.
Leeuwarder courant 21 april 1890
Jantje Zwarts trouwde in 1875 met arbeider Klaas Folkerts Delfstra. In dat jaar wordt een levenloos dochtertje geboren. Op 1 juli 1883 werd Klaas benoemd als peilwaarnemer bij de Langebrug en vestigden de Delfstra’s zich in de woning Trekwei 1. Daarnaast was Klaas wasser en ontvanger bij de cichoreifabriek van Gerben Meijer, die in Eastwâld aan de Trekfeart stond.
Of Klaas veel geluk heeft gevonden in zijn huwelijk valt te betwijfelen. Tien jaar voordat zijn vrouw was beboet met 5 gulden voor smaad en laster, haalde Jantje ook al de Leeuwarder Courant. Klaas had namelijk een advertentie geplaatst waarin hij de lezers opriep om niets te lenen of te borgen aan zijn vrouw. Daar voegde hij aan toe dat hij niets zou betalen. Ook doet hij in 1888 aangifte dat er ’diefstal ten zijnen huizen van verschillende goederen’ is gedaan ‘als: een gouden oorijzer met smallen beugel, gouden halsslot zonder koralen, benevens eenige kleedingstukken’. ‘De diefstal zou zijn gepleegd op den 1sten dezer maand, ongeveer 6 uur, bij zijne afwezigheid en tijdens dat zijne vrouw de koeien drinken gaf op stal in een bij hun huis staand hok’. Zou zijn vrouw Jantje de dief zijn geweest???
In 1904 verhuisden Klaas en zijn vrouw Jantje naar Eastwâld 18. Dit was toen een tsjerkepleats. Zij huurden een klein deel van deze boerderij waar nu Durk Postma woont. Jantje overleed daar op 7 februari 1927 en Klaas volgde haar twee jaar later. Hij overleed in Talma Rustoord in Dantumawoude.
Heit Jozef Zwarts verkocht de woning aan de Zwemmer aan de firma W. en A. Visser Zonen te Heeg. Dit waren zeehandelaren/palingvissers die de woning verhuurden aan o.a. Durk Postma de oerpake van ons redactielid Auke Postma. In 1955 is deze woning afgebrand.
De woning aan de Trekwei 1 kent een veel langere geschiedenis. In 1839 liet Rinze Wijbes Damstra deze woning bouwen. Hij verkocht voor 1848 de woning aan wegwerker Bokke Pieters Fennema (Vennema). A762 (95 ca): was vroeger A2. Huis 1835 gesticht door Renze Wijbes Damstra, die het perceel in 1847 verkoopt aan wegwerker Bokke Pieters Vennema (legger 1176), wegwerker, eigenaar. Erven Bokke Vennema verkopen de woning in 1883 aan Tjallings Minnes Wiersma. Deze verkoopt de woning in 1887 aan Klaas Delfstra. Andere eigenaren zijn molenaarsknecht Jetze Kok uit Stroobos, koemelker Pieter Sjoerds van der Ploeg, arbeider Lieuwe van der Kooi uit Augustinusga, arbeider Auke Jacobs Zijlstra. Die verkoopt de woning in 1922 Teade Steenstra. In 1964 wordt Jacob Auke Spoelstra eigenaar van deze woning die gesloopt wordt en een nieuwe woning bouwt.
Met dank aan Jantsje Wiersma voor een aantal foto’s.
Van de openbare school in Westergeest naar de christelijke school in Triemen – 1924
Openbare lagere school [collectie rtvnof]
Tijdens de schooltijd van vader Gerrit Merkus was er in Westergeest alleen een openbare lagere school. Daar leert Heit in de 5e klas bij de rekenles breuken. Breuken vindt Heit niet moeilijk, eerder gemakkelijk en mede daardoor maakt hij zonder problemen de overstap naar de 6e klas. Een poosje later maakt een vriend ook zonder moeite diezelfde overstap. Het volgende voorjaar – het schooljaar loopt dan nog van april tot april – heeft Heit in 5 jaar tijds 6 klassen doorlopen. Wanneer Heit daarna in de 7e klas zit is er ‘herrie’ in het dorp om de scholen, schrijft Heit in zijn schoolherinneringen, zonder daar nader op in te gaan. Veel kinderen, ook vader Merkus, vertrekken dan van de openbare school in Westergeest naar de christelijke school in Triemen. Daar komt Heit ook weer in de 7e klas. Hij blijft daar tot hij op 1 april 1925 ingeschreven wordt op de CNS-school voor ULO in Kollum waar hij na afloop van het 1e kwartaal van de derde klas in september 1927 vertrekt naar de christelijke kweekschool in Dokkum.
Eind 1923 krijgt het gemeentebestuur van Kollumerland c.a. twee adressen te behandelen van ingezetenen van Oude openbare lagere school in Westergeest over de plaatselijke openbare school. Het ene adres vraagt omzetting van die school in een christelijke school, het andere adres wil de openbare school behouden. Een raadscommissie moet duidelijkheid verschaffen over het aantal leerlingen dat mogelijk vertrekt en het aantal dat daarna overblijft. De commissie rapporteert dat zeker 17 leerlingen zullen blijven, misschien nog een paar meer. Voorstanders van christelijk onderwijs komen niet verder dan 8 à 12 resterende leerlingen. Absolute zekerheid is echter niet te geven omdat sommige ouders op beide lijsten ingetekend hebben en soms ook nog per briefje verklaren voorstander te zijn van openbaar- dan wel christelijk onderwijs. Pake J. Merkus – in het verslag J. Merkens genoemd – verklaart voorstander te zijn van christelijke onderwijs.
Na een paar heftige vergaderingen, in aanwezigheid van veel vóór- en tegenstanders, besluit de gemeenteraad op 20 december 1923 onder grote belangstelling van de regionale en zelfs landelijke pers, met 7 stemmen vóór en 5 stemmen tegen de openbare school niet op te heffen.
Het gevolg is dat vader Merkus per 1 april 1924 samen met een groep kinderen uit Westergeest overgaat van de openbare school in Westergeest naar de christelijke CNS-school in Triemen. De grotere afstand van de ouderlijke woning naar de school in Triemen zal geen probleem geweest zijn voor een 12-jarige jongen en de kosten spelen ook niet (meer) mee vanwege de gelijkstelling van het christelijk onderwijs met het openbare onderwijs door de L.O. wet 1921. De latere keuze voor een opleiding voor onderwijzer op de christelijke kweekschool in Dokkum lijkt bij de overstap naar de christelijke school in Triemen niet aan de orde geweest te zijn.
In de plaatselijke actie voor christelijk onderwijs heeft mogelijk de plaatselijke hervormde gemeente met haar predikant ds. Johannes Douwes Politiek (van 1880 – 1920), tevens voorzitter van de christelijke school in Triemen, ook een rol gespeeld in de overgang van deze groep kinderen.
In de tweede helft van de 19e eeuw heeft het Friese reveil en de Vereniging Vrienden van de Waarheid veel aanhang in Friesland. Deze orthodoxe stroming beijvert zich voor de gereformeerde leer in de kerk en voor christelijk onderwijs. Dat is niet alleen in Friesland het geval maar in het hele land. In 1878 tekenen veel voorstanders van christelijk onderwijs het Volkspetitionnement. In de gemeente Kollumerland en Nieuwkruisland doet dit M. Merkus en in Dantumadeel D. J. Merkus (Doetje Jans), J. J. Merkus (Jacob Jans), en H. J. Merkus Harmen Jans). De laatstgenoemde is de vader van Pake Jan Harmens Merkus die in december 1923 voorstander is van christelijk onderwijs in Westergeest, Doetje is een zus en Jacob een broer van Harmen Jans Merkus.
Eind 19e eeuw zijn veel christelijke scholen opgericht ook in de omgeving van Westergeest. Zo wordt op 27 april 1884 in Oudwoude een vergadering belegd o.l.v. de (hervormde) predikant van Westergeest en Oudwoude ds. Joh. P. Politiek D. zn. Voorstanders van een christelijke school brengen dan ruim ƒ 2200 bijeen uit eigen kring en ruim ƒ 2000 van medestanders elders, terwijl bestuursleden het aanvullen tot voor ruim ƒ 6800 een eigen school met onderwijzerswoning gebouwd kan worden. Zo komt er een christelijke (CNS) school in Triemen. Op 20 september 1884 kan voorzitter ds. J. Politiek met Psalm 126:3 bij de eerstesteenlegging zijn grote dankbaarheid uitspreken. Op 19 mei 1885 volgt reeds de opening met als sprekers ds. J. Ph. van der Land uit Rotterdam en ds. Ploos van Amstel uit Reitsum. De leerkrachten van het eerste uur zijn W. Veldman, hoofdonderwijzer en S. Jepma uit Ee, hulponderwijzer. Later wordt B. Migchelbrink hoofdonderwijzer die in 1928 zijn 40-jarig jubileum viert.
In die begintijd zijn er trouwens ook interne spanningen in orthodoxe kerkelijke kring. Sommige predikanten en gemeenteleden menen met de Doleantie-beweging niet langer de reglementen van de Hervormde kerk te kunnen accepteren. Anderen met dezelfde opvatting kunnen niet met de kerk breken. Dit komt in Kollum tot een breekpunt wanneer orthodoxe ringpredikanten een vacaturebuurt op 6 maart 1887 niet wensen te vervullen in de plaatselijke liberale hervormde gemeente. Een verzoek van deze ringpredikanten aan de ringvergadering van de classis Dokkum om dispensatie wordt door de praetor van de ring, ds. J. Politiek uit Westergeest niet eens in stemming gebracht…
Met dank aan Ybele Steenstra, historicus van Westergeest met informatie uit Nieuwsblad van Friesland, Hepkema’s krant, Nieuwsblad van Friesland en Algemeen Handelsblad van eind december 1923 en De Doleantie, van Dr. J. C. Rullmann (blz. 102).
Ermelo, 3 februari 2022 Harm Pierik, één van de gastschrijvers».
Naschrift – in 2018 kwamen Harm Pierik en ik met elkaar in contact vanwege ditzelfde onderwerp. Naar aanleiding van dat contact plaatste ik de post Op de valreep».
Beppe Klaaske as jongfaam [collectie Jouke Dantuma]
Jouke Dantuma schreef op 25 november 2021 ondergaand artikel op zijn facebookpagina. Met toestemming overgenomen.
Folkert Niewijk en zijn zus Klaaske en moeder Jitske Boersma [collectie Jouke Dantuma][ingekleurde foto]
Hjoed presys 45 jier lyn stoar myn beppe Klaaske Niewijk. Hja is op 5 febrewaris 1896 berne op Kollumerâldsyl. Dit gehucht leit boppe Kollum. Sy wie de dochter fan Hedde Niewijk en Jitske Boersma. Us beppe hie noch ien jongere broer. Dit wie Folkert Niewijk dy ’t op 28 juny 1967 by de trijesprong Haaddwei-Achterwei te Moarrewâld op ‘e fyts, mei fatale gefolgen, troch in auto skept waard. Beppe
Klaaske wenne mei har âlders en broerke letter yn Westergeest oan ‘e Kalkhûswei 32a». Om ’t beppe kreupel wie en de grifformearde skoalle yn Sweagerfean te fier ôf lei gie sy nei de iepenbiere skoalle» yn Westergeast.
Us beppe troude op 26 juny 1920 yn Kollum mei myn pake Bokke Dijkstra. Hy wie keapman u.o. yn aaien. Hy liet oan de Triemsterloane yn 1926 in krûdenierswinkel bouwe. Sy krigen fjouwer bern: Anne, Jitske, Sietske (myn mem) en Hedde. Lêstneamde naam letter de winkel oer, dêr ’t dochter Rinske op it stuit wennet.
Ik bin yn besit fan in âld plakboek fan myn beppe. De leafde foar skiednis hat sy fia ús mem grif oan my trochjûn. Beppe Klaaske leit begroeven op it tsjerkhôf fan Westergeast.
Beppe Klaaske en pake Bokke op letter leeftiid [collectie Jouke Dantuma]
[collectie Jouke Dantuma]
[collectie Jouke Dantuma]
U kunt meehelpen om onze geschiedenis completer te maken. Want heeft u meer informatie, een aanvulling, een foto of ander materiaal wat past bij deze ‘post’? Plaats dan a.u.b. onderaan een reactie of stuur een mail».
Op 6 december 1859 kwam in Oudwoude aan boord van het schip, Binne van der Meer ter wereld. Zoon van Pieter Jans van der Meer, schipper van beroep en van Bregtje Binnes van der Meer. Binne was het eerste kind binnen het gezin. Uiteindelijk zou het gezin bestaan uit 7 kinderen.
Vader was schipper van beroep en met zijn schip “de Vrouw Brechina” voer hij langs vele steden. De kinderen aan boord hielpen op het schip of in het huishouden. Zo ook Binne en stond daarom ook ingeschreven bij de bevolkingsregister als schippersknecht. Dat hij uiteindelijk zelf schipper werd is dan ook niet zo raar.
In maart van 1879 werd hij opgeroepen voor militaire dienst en werd goedgekeurd. Waarna hij op 12 mei 1879 bij de Zee militie ging. Na 4 jaar bij de militie te hebben gezeten werd hij op 12 mei 1883 eervol ontslagen.
Er moest natuurlijk ook getrouwd worden. Dus trouwde hij op 6 juni 1885 met Sijbrigje Meijer in de gemeente Kollumerland. Als je hun trouwakte bekijkt dan zie je dat er gesproken wordt over hele andere personen. Pas op blad 2, zijn de “verkeerde” namen doorgestreept en die van hun toegevoegd. Maar de verdere informatie in de akte slaat dus niet op het getrouwde stel. Gemakshalve ga ik ervan uit dat de bruidegom tijdens het aangaan van het huwelijk schippersknecht of schipper was. Tijdens dit huwelijk werden 5 kinderen» geboren.
Wellicht dat het huwelijk niet lekker liep. Of dat na het overlijden van zijn vader in 1891 dat hij bewust werd van het zware harde leven wat zijn vader heeft gehad. Dat hij dit niet wilde en opzoek was naar het nieuwe geluk. Misschien dat tijdens kerkdiensten werd gesproken over het beloofde land Amerika en de mogelijkheden die daar waren. Wellicht dat emigratie naar Amerika veel besproken is met zijn vrouw Sijbrigje. Maar die zag waarschijnlijk de overzeese verhuizing misschien niet zitten. Die wilde wellicht blijven in het Heitelân. Dat hij er toch voor koos om nog tijdens de zwangerschap van Liebe van der Meer te vertrekken naar de Verenigde Staten geeft aan dat zijn bestaande huwelijk wellicht geen toekomst meer had. Of dat hij koste wat kost naar het beloofde land wilde gaan. En maakte vervolgens dan toch de overstap naar het beloofde land, Amerika! Opmerkelijk, niet alleen, maar in gezelschap van een andere dame.
In de gezinsakte is terug te vinden dat hij in Mei van 1892 naar de Verenigde Staten is vertrokken. Zijn huwelijk met Sijbrigje is via de rechtbank van Leeuwarden op 1 november 1900 ontbonden.
Dat Binne niet alleen is vertrokken naar Amerika blijkt wel uit een krantenartikel welke was gepubliceerd in het Nieuwsblad van het Noorden. Daarin staat beschreven dat ‘onze’ van Kollumerzwaag afkomstige beurtschipper met een andere gehuwde vrouw was vertrokken naar Amerika. Na wat speurwerk blijkt het hier te gaan om Sijtske Stienstra van Birdaard. Zij was getrouwd met Fokke den Breeden. Wat haar bewoog om haar twee kinderen achter te laten blijft gissen. Blijkbaar was de drang naar Amerika zo groot. Dat beiden hun leven en gezin achter lieten en opnieuw begonnen in Amerika.
In Amerika werd Binne Benny en werd Sijtske Susan. Het paar trouwde in Amerika en kregen daar nog één dochter. Het paar woonde in Edgerton Minnesota daar overleed in 1944 Binne. Sijtske overleed in 1955 in Pipestone.
dr. F. J. Fokkema [1878-1963], B. Fokkema-van Bruggen [1878-1948] en Anneke Fokkema [1914-1989] [collectie Foestrumer Archief]
In Zoeklicht kwam ik dit door Joop [Jasper] Schotanus [1932 – 1911] geschreven artikel tegen over dr. F. J. Fokkema. Met toestemming overgenomen.
Dr. F. Fokkema is in 1878 in Westergeest, een dorpje in Friesland, geboren. Zijn ouders waren in staat hem op het gymnasium van de Doetinchemse Stichtingen (voortgekomen uit het Réveil) te laten studeren. Na deze opleiding volgde Fokke Fokkema de theologieopleiding in Groningen, waarvoor hij in 1902 zijn kandidaatsexamen deed. Voor zijn doctorale studies en voor zijn promotie is hij daar verder gegaan. Begeleid door de bekende Prof. Dr. Isaäc van Dijk promoveerde hij in 1907 cum laude op het proefschrift: “De godsdienstig wijsgerige beginselen van Mr. Groen van Prinsterer“.
Na zijn promotie was dr. Fokkema enige maanden hulpprediker bij de bekende ds. J. van Dijk (Mzn) te Doetinchem, waar hij dus ook zijn middelbare studie had gedaan. Op 12 april 1908 werd hij door ds. Politiek van Oudwoude/Westergeest bevestigd in de Hervormde Kerk van Westeremden (even ten noorden van het toenmalige spoorlijntje naar Stedum/Loppersum)
Op 10 mei 1914 kreeg dr. Fokkema, in verband met zijn benoeming tot mede-zendingsdirecteur van het samenwerkingsverband van de Rotterdams/Utrechtse zendingsgenootschappen, eervol ontslag van zijn taak als dominee in Westeremden. Op 1 augustus 1921 volgt hij dr. A.M. Brouwer op als rector van de Zen-dingsschool te Oegstgeest. Deze functie vervulde hij precies 25 jaar. Op 1 augustus 1946 werd dit rectorschap tijdelijk overgenomen door de bekende zendingsman prof. dr. H. Kreamer, terwijl dr. Fokkema aanbleef als docent. Uit alles blijkt een zeer grote waardering voor zijn werk.
In de periode van de zendingsschool in Oegstgeest is de overigens strikte rector, zeer geliefd bij zijn studenten. Studenten die zich heel intensief voorbereiden op het zendingswerk, vaak voor het toenmalige Nederlands Oost of West Indië. “Het geloof was een zaak van zijn hart. Hij heeft op de zendingsschool een geslacht van zendelingen gevormd en hij heeft hun als theoloog een Schild voor het leven meegegeven” zoals later op zijn begrafenis gememoreerd zou worden. Enkele indrukwekkende toespraken van dr. Fokkema van de zendingsconferenties, behoren ook tot het archief, dat in de oudheidkamer van Kollum bewaard wordt. Hieruit blijkt o.a. dat hij in 1930 het gevaar van het nationaal-socialisme al ziet aankomen en er al voor waarschuwt. Hij was een markante persoonlijkheid, die geen eer zocht voor zichzelf, maar in eenvoud en bescheidenheid zijn taak verrichtte. In 1937 kreeg hij een benoeming tot kerkelijk hoogleraar te Groningen. Hij nam deze eervolle positie echter niet aan. Als verklaring voor het niet-aanvaarden schrijf hij aan vrienden “het Hart heeft vaak zijn redenen, waar de Rede geen weet van heeft” (aanhaling van de filosoof Pascal).
In juni 1953 was dr. Fokkema 75 jaar geworden en op 6 september van dat jaar wordt hij opnieuw predikant. Hij wordt samen met zijn dochter Anneke, die ook theologie studeerde, verbonden aan de Nederlands Hervormde Zendingsgemeente te Doetinchem, om pastor te zijn voor de weinige overgeblevenen in Doetinchem, de plaats van zijn eerste theologische opleiding in Ruimzicht en de plaats waar hij als hulpprediker was begonnen. Nog bijna tien jaar mocht hij dit werk doen. Hij is op 16 augustus 1963, tijdens een vakantie in Duitsland, op 85-jarige leeftijd overleden.
Nog een paar persoonlijke herinneringen. Wie zou ooit gedacht hebben dat ik zoveel jaren later bij deze vroegere dorpsgenoot in Doetinchem uitgenodigd zou worden op de koffie? Zelf was ik, met mijn vrouw, in afwachting om naar Afrika te gaan als leraar aan een school van de zending en in de wachttijd aan een conferentiecentrum in Hummelo verbonden. We hadden net ook zelf een opleiding aan een zendingsschool in Frankrijk achter de rug en zo kwamen we als pasgetrouwd stel vlak bij Doetinchem terecht. De beste manier om met Dr. Fokkema in contact te komen was om op zondagmorgen naar de kerkdienst te gaan aan de Van Nispenstraat, waar hij zou voorgaan. Met de groeten op zak van de burgemeester van Hummelo, Jhr. Van Panhuis, slaagden we erin, om na de dienst uitgenodigd te worden voor de koffie. De laatste nieuwtjes over ons dorp en ook verhalen van vroeger, zelfs over de trekschuit van Dokkum naar Leeuwarden, als tegenstelling tot het ‘hedendaagse’ gejaagde leven,
kwamen ter sprake.
tekst door Joop [Jasper] Schotanus [1932 – 2011], één van de gastschrijvers».
Januari 2018. Op http://www.foestrumerarchief.nl werd bericht nummer 1150 geplaatst. Henk F. Hansma, één van de gastschrijvers», heeft zijn herinneringen aan N.V. Holpatex in zijn moederstaal aan het papier toevertrouwd. Met de opmerking dat hij nog in het bezit is van een lijst werknemers van dit bedrijf.
Hansma:
Ik was 17 jaar toen ik de MULO verliet. En via mijn vader werk kreeg bij de Kruidencoöperatie in Westergeest. Niet bij de ‘Bûnte Hûn’, dat was de grasdrogerij die meer richting brug stond. Nee, dit was de drogerij van aromatische kruiden, waar ook geneesmiddelen van werden gemaakt. Eén van de vier fabrieken die direct na de Tweede Wereldoorlog door de Verenigde Staten werd geïnitieerd. Door middel van het Marshallplan. Opgericht te Buitenpost op 06 februari 1947. Geopend op 22 september 1948.
Het drogen en verwerken van een paar van de 40 – 50 kruidensoorten was nog rendabel. Als ik mij goed herinner waren dat Digitalis Lanata en Purpurea, Lobelia inflata en het alom bekende Viola. Het zaad van dit laatste plantje moet zeer sterk zijn geweest – het driekleurig viooltje komt na 42 jaar nog steeds tot bloei in mijn tuin. Van de lobiline [uit de Lobelia inflata] werd beweerd dat het hielp bij het stoppen van roken.
Maar goed. Terug naar de dag dat ik begon. Ik kwam die 17e september 1962 bij niemand minder dan bij Max Gosschalk, directielid van Holpatex Westergeest NV op de kamer te zitten. Ik had toen het geluk dat hij er die dag niet was. Ik begreep dat de grote baas nog niet in Fryslân woonde. Hij had boven wel een slaapkamertje, maar daar mochten wij niet komen.
Gosschalk was een op en top directeur, kalend bruin, korte vingers en een flesje “rûkersguod” op zijn bureau. Hij kwam begin jaren zestig van de vorige eeuw in beeld nadat zijn bedrijf in het westen van ons land door brand was verwoest. Hij begon in Westergeest de Holland Papier en Textiel NV beginnen, de N.V. Holpatex. Deze herstart ging gepaard met de nodige verhalen en geruchten ….
De andere, sigaar rokende directeur, B. A. Dijkstra had een kamer in het fabriekscomplex van de drogerij. Hij was bovendien directeur van de Kruidencoöperatie Westergeest. Daar was ik eigenlijk in dienst.
De werkzaamheden van en in Holpatex waren zeer uiteenlopend. Maar rond 1962 werd er veel vismeel gedroogd en verwerkt. Te veel, want het bedrijf kon het niet aan. Vismeel lag stinkend en rottend naast de fabriek, want ook de andere werkzaamheden moesten door gaan. De medewerkers kwamen stinkend thuis …
De drie ton vismeel kwam uit het Griekse zeeschip MS PATHOS dat in de haven van Rotterdam in brand was geraakt. Door het bluswater was het product nat geworden en moest het worden gedroogd. In Westergeest.
YST: de Friese Koerier schreef op 19 juli 1962: “Onder de bewoners van het gehucht Schuilenburg […] is grote roering ontstaan nadat dezer dagen een viertal 50-tons schepen, geladen met vismeel, ligplaats heeft gekozen aan de kade, in afwachting van de lossing. Volgens de bewoners verspreidt het in de schepen aanwezige vismeel een niet te verdragen stank, die doordringt in de huizen en het leven vrijwel ondraaglijk maakt. Vlees, dat ’s morgens in de etalage van de slager wordt gelegd, zou ’s avonds zwart zijn geworden en de ter plaatse wonende bakker zou grote moeite hebben om zijn brood kwijt te worden”.
N.V. Holpatex schonk heel wat flesjes parfum en de medewerkers op kantoor kregen een extra toeslag van zes gulden per week.
Fabrieksarbeiders verdienden gemiddeld 45 gulden, kantoorpersoneel 30 gulden en de directie 252 gulden per week. Elke week weer werd het geld op kantoor geteld en in bruine loonzakjes gedaan. En als er uiteindelijk een verschil was, moest alles opnieuw geteld worden. En toch was er wel eens iemand die zei te kort te hebben ontvangen – nooit te veel …
Regelmatig werd het vismeel volgens contract bemonsterd. Door broei “spatten de maden tegen het plafond, je moest er niet met open mond boven hangen”. De monsters werden via het postkantoor te Kollumerzwaag ingezonden. Beambte Pieter Geertsma snoof al als de monsters bij hem werden gebracht.
Vijf tot zes mensen vonden werk op het kantoor. In de keuken was de telefooncentrale gevestigd. Max Gosschalk was veel op pad. Om nieuwe orders. Hij had de wind er onder, maast moest zeker ook rekening houden met de andere directeur.
Soms mocht ik op vrijdag eerder naar huis. Dan kwam er rond vijf uur een dame voor een bespreking. Boven op zijn kamertje. Maar ik had toen al het idee dat er niet gesproken werd over de maden in het vismeel ….
Uiteindelijk kreeg hij een woning in Burgum. En kwam ook zijn dochter Edith op het kantoor werken. Maar Gosschalk behandelde haar niet anders dan anderen. Ze reed niet met vader mee naar de fabriek, maar kwam op een solex. Toen haar verkering met een jongen uit Leeuwarden uit raakte, kreeg ze medewerkers uit de fabriek op het oog. En werd ze wel eens zoenend aangetroffen ..
N.V. Holpatex gebruikte een zogenoemde gogo Mobil. Voorman Wiltsje Wiersma nam dat ding meestal mee naar huis. De gogomobiel reed maar 45 km., maar toen ik voor een boodschap naar Kollum moest was het wel even wennen. Zeker omdat het de eerste keer was en ik pas na enkele kilometers in de gaten kreeg waarom de motor zo’n lawaai maakte. Er moest geschakeld worden naar de tweede versnelling – de hogere versnellingen waren dichtgelast. Het was een hele ervaring en in Kollum stond het zweet op mijn voorhoofd: remmen, schakelen, goed uitkijken en dan die fietsers om de auto heen fietsend! Het is gelukt, maar ik durfde niet achteruit te rijden. Dus na een rondje door Kollum werd de terugreis aanvaard en kwam ik terug in Westergeest. Zonder wat te zeggen, want de gogomobiel en ik, wij waren heelhuids terug.
De buurvrouw naast het kantoor had een pick-up gekregen. Door de dunne muren konden wij meegenieten, maar uiteindelijk ging het vervelen. Ze had maar één liedje: Lesson One van Russ Conway. Was het een vaag teken? Voor de fabriek en de directie?
Feit is dat het liedje na zoveel jaren is blijven hangen.
En dat N.V. Holpatex langzaam werd meegezogen in een drama dat begon toen Gosschalk een klein, behendig mannetje aan ons voorstelde: “Schets” zei hij. “Anton W.M. Schets”. Schets werd één van de drie directeuren en het personeel werd uitgeleend aan Kollum Chemie.
Voor die tijd was N.V. Holpatex al bezig met het verpakken en verwerken van insecticiden zoals Dimecron en Maneb. Zeer giftige insecticiden welke geleverd werd door Ciba A.G., Zwitserland. N.V. Holpatex was daar niet op voorbereid. De insecticide verstoof tijdens het verwerken, er waren geen douches en er was grote tijdsdruk. Omdat de concentraties te hoog werden, werd buiten aan lange tafels gewerkt ..
Dokter Roosdorp van Kollum onderzocht regelmatig het bloed van de medewerkers. En als er te veel gif in het bloed werd aangetroffen, dan mocht je even niet meer werken. Het is mij ook overkomen. Minse Sipma werd op een zaterdagmiddag met grote spoed naar het ziekenhuis in Leeuwarden gebracht. De directie heeft daarvan een verslag gemaakt en afgedrukt in het bedrijfskrantje. Conclusie: er was een productieverlies van zesduizend gulden.
Toen directeur Anne Dijkstra door ziekte stopte, ging het snel bergafwaarts met het bedrijf. N.V. Holpatex ging uiteindelijk in 1964 failliet. Ik was toen al vertrokken want ik kon mijn draai er niet meer vinden: “Jij bent net een ambtenaar, jij hebt voor elke oplossing een probleem” kreeg ik te horen.
Dat directeur Anne Dijkstra in 1970 alleen voor de rechter stond inzake de Kruidencoöperatie is volgens mij niet helemaal terecht. Gosschalk had naast hem moeten staan.
Op 13 oktober 1941 stortte een Engelse bommenwerper van de Royal Air Force neer, de Wellington MK 1c, X 9822 BL-J
De Wellington stijgt op 12 oktober 1941, om 19.26 uur, samen met twee andere toestellen, op in Alconbury in Groot-Brittannië, met als bestemming Bremen. Het zicht is beperkt en daarom maakt het toestel snel hoogte om boven de bewolking uit te komen. Aan boord zijn acht zware bommen met een totaalgewicht van zo’n 1800 kilo. Aan boord bevinden zich zes bemanningsleden:
George Frederick Bateman
Peter Alan Milton
Harry Richard Legg
Ernest Robert Butson Magrath
George Frederick Bateman, uit Blackpool – Lancashire, 21 jaar oud, sergeant, eerste piloot.
Peter Alan Milton, uit Bath – Somerset, 20 jaar oud, sergeant, tweede piloot.
Harold Frederick Eyre, uit Balham – London, 19 jaar oud, sergeant, boordwerktuigkundige schutter.
Frederick Jenkins, uit Ramsgate – Kent, 25 jaar oud, pilot officer, verkenner en navigator.
Harry Richard Legg, uit Ditchling – Sussex, 23 jaar oud, sergeant, schutter.
Ernest Robert Butson Magrath, uit Maidenhead – Berkshire, 28 jaar oud, sergeant, boordwerktuigkundige en schutter
Om 22.20 uur ontvangt de basis in Engeland bericht dat de missie is afgebroken. Het toestel heeft Bremen niet bereikt en keert terug naar huis. De bommen worden onderweg afgeworpen. Het toestel vliegt alleen en wordt opgemerkt door een Duitse radarpost, waarschijnlijk Schlei van Schiermonnikoog. Er gaat een bericht naar de luchtbasis van Leeuwarden en Oberst Leutnant Helmut Lent, een jagerpiloot, wordt naar de Wellington gedirigeerd.
Op het moment dat Lent de Wellington ziet, vliegt deze boven de Lauwerszee, ter hoogte van Zoutkamp. Lent komt met grote snelheid aanvliegen en positioneert zich onder de Wellington, waar hij niet gezien kan worden. Dan neemt hij gas terug en trekt zijn toestel omhoog. Met de salvo’s die hij daarna afvuurt, raakt hij de motoren, waarna het toestel in brand vliegt. Het is net na middernacht als het toestel brandend neerstort in een weiland bij Westergeest.
Een en ander gaat zo snel dat de bemanning geen tijd heeft het toestel te verlaten. Alle zes inzittenden komen om het leven. Zij worden met militaire eer, onder grote publieke belangstelling van de lokale bevolking, begraven op de begraafplaats bij de kerk in Westergeest, waar hun graven nog steeds zijn te vinden. Ieder jaar, op 5 mei, wordt herdacht dat deze jongen mannen hun leven gaven voor de vrede en worden er bloemen en kransen gelegd.
Op 4 mei 2018 waren zoon en dochter van sergeant Magrath in Westergeest aanwezig bij de dodenherdenking – klik hier» voor enkele foto’s.
Weet u ook wat te vertellen over deze gebeurtenis? Of hebt u foto’s. Voel u dan vrij om te reageren op deze post. Samen maken we dan ook deze geschiedenis completer.
tekst van Reinder Postma [1956 – 2021], één van de gastschrijvers».
Akke Pieters Teernstra was een dochter van Pieter Aedsges Teernstra (landbouwer en lid van de gemeenteraad van de gemeente Oudwoude) en Janke Klazes Monsma. Akke is op 17 mei 1818 voor de kerk getrouwd met Jakob Jakobs Dijkstra, zoon van Jakob Jakobs Dijkstra en Aaltje Jeltes Bouma.
Na het overlijden van zijn schoonvader gaat Jakob op de Weerdeburen aan de Wouddijk onder Westergeest wonen. Ze huurden de plaats eerst ook van Bote Eskes en na diens overlijden van zijn dochter Martjen Eskes, getrouwd met Hermannus Klugkist Hesse te Kollum. Ze kochten geregeld land aan. In 1857 kochten ze het z.g. eiland, ontstaan door de doorsnijding van het Dokkumer Groot Diep, waardoor 7,40 Ha van Oostdongeradeel werd afgesneden.
Na het overlijden van Jakob Dijkstra in 1859 houdt Akke Pieters de plaats, eigendom van Martjen Eskes, aan met behulp van haar zoon Pieter en na diens overlijden in 1860 met haar zoon Jakob. Bij zijn huwelijk met Jantje van Kleffens» werd de nieuwe plaats, “Veldzicht” genaamd, door Jakob aanvaard en hij ging er wonen. Akke had deze voor hem laten bouwen voor fl. 11.000,-. Akke vertrok naar het dorp Westergeest, naar een stelpwoning, die het echtpaar al in 1845 had gekocht. Bij de nieuwe plaats werden de landerijen gevoegd, die Akke en haar man in de loop der tijden hadden gekocht. Waaronder ook het eiland en het land dat ze van haar vader had geërfd. Akke woonde nog vier jaar te Westergeest, waar ze ook is begraven.
ca. 1910, Douwe Kornelis Beintema, Akke Jacobs Dijkstra en zonen Kees en Jacob [collectie Erik Dijkstra]
Door het oprichten van het waterschap “Weerdeburen”en het plaatsen van een watermolen heeft Jacob Dijkstra zijn laag gelegen weilanden in sterk verbeterde toestand gebracht. Maar het gaat het echtpaar niet voor de wind. Zowel financieel als persoonlijk. Na het overlijden van zijn vrouw Jantje en dochter Janke in 1887, komt Jakob twee jaar later te overlijden. De boerderij wordt gekocht door Akke Jacobs Dijkstra, die gehuwd is met Douwe Kornelis Beintema (overleden in 1929). Het eiland wordt gekocht door Douwe Alberts Beintema. De landerijen worden verdeeld over meerdere kopers.
In 1930 wordt de boerderij gehuurd door Jan Harm Witzenburg. Akke en haar man gingen wonen in Engwierum. Akke Beintema was een flinke vrouw. Gek op schaatsen. Als ze iets in haar hoofd had gebeurde dat ook. Ze probeerde ieder jaar boer Witzenburg te bezoeken.
Nog een leuke anekdote; in 1947 wilde ze een bezoek brengen aan Friesland vanuit haar woonplaats Bussum. Ze wilde logeren op Landlust bij boer Witzenburg. Tot zijn grote ontsteltenis, want hij had niet gedacht Akke nog in Westergeest te zien. Ze hadden zonder haar toestemming een boom geveld. Daar hadden ze in de koude oorlogswinters warmte van gehad. Met man en macht hebben ze een boom verplaatst en tijdelijk op de oude plek gezet. Bladeren waren er nog niet aan de bomen. of ze het gemerkt heeft weten we niet. Ze heeft niets gezegd!
Na haar overlijden in 1951 is de boerderij naar haar zoon Jakob Beintema gegaan.
Bron: Kineke Beintema
Deze ‘post’ is geschreven door Erik Dijkstra, één van de gastschrijvers». Erik schrijft en publiceert [ook] op zijn website www.ferline.nl».
Maar ook nu kunt u reageren op deze post. Met aanvullingen of illustraties. Help ons onze [dorps]geschiedenis completer te maken.
Oranjefeest in Driesum [collectie facebook Âld Driezum / WÂlterswâld]
Op de Facebookpagina van Âld Driezum – Wâlterswâld kwam ik deze ‘update’ tegen, die ik hier met toestemming plaats.
Oranjefeesten in Driezum – Wâlterswâld rond 1935. Van Wieger Jacobs [fan Mark en Akke] kregen we deze bijzondere foto met muziekvereniging Excelsior als onderdeel van de optocht.
De foto is genomen op de bakkershoek in Wâlterswâld met op de achtergrond het huis van Wybren van der Veer [1892-1941] die in 1916 getrouwd was met Merkje [Murkje] de Vries [1892-1989] van Ikkerwâld. Zoon Bearend [Bean kapper] woonde er zijn leven lang [1919-1979]. Nu woont de familie Teade en Marieke Lijzenga in dit huis. Zij konden ons vertellen dat het huis in 1932 is gebouwd.
Van de muzikanten herkennen we de tromslager [naast de man met het vaandel]. Het is Thymen Teakes Damstra [1886-1952] uit Driezum die in 1911 was getrouwd met Pietje Hoekstra [1888 -1972] uit Westergeest.
[collectie Âld Driezum – Wâlterswâld]
Tot zover de ‘update’ op de facebookpagina.
Pietje Hoekstra werd geboren in het gezin van Hart Hoekstra en Minke Loonstra.
Ik heb nog niet een heel helder beeld kunnen krijgen van het gezin Thymen en Pietje. Nadat ze op 03 juni 1911 in het huwelijk traden kregen ze op 14 augustus 1912 een meisje: Minke. In het najaar van 1918 staat het gezinsleven werkelijk helemaal op de kop:
op 24 oktober 1918 kwam Minke op 6-jarige leeftijd te overlijden.
in de week daarna [exacte datum heb ik nog niet] werd zoon Harry geboren.
enkele weken later werd kwam hun 21-maanden jonge zoontje Teake te overlijden
En dan stuurt Auke Postma een reactie. Met foto’s.
Pietje Damstra – Hoekstra [collectie Auke Postma]
Thymen Damstra [collectie Auke Postma]
De beide kinderen die zo jong zijn gestorven bezweken aan de Spaanse Griep.
Nog niet alle geboortedata van de andere kinderen zijn bekend:
26 augustus 1920 – Teake. Trouwde met Anne van de Wiel. Hij is de grondlegger van de Koninklijke Damstra. Hij overleed op 01 februari 1997.
Harry – trouwde met Janke. Hij kon alles repareren “waar een stekker aan zat
12 mei 1922 – Minke, trouwde met Kramer. Minke overleed op 12 juli 2006.
Auke sluit zijn reactie af met een mooie opmerking: “Ik ha heart dat in oerpakesizzer fan Thymen Damstra de Fokkema’s Pleats kocht hat. Dan is de cirkel van rûn“.
Johannes van der Wiel met zijn tweede vrouw Martje Korf op 31 maart 1937. [Collectie Tjerk Karsijns, Roden]
Eervol ontslag als politieman
Johannes van der Wiel werd in 1918 in Amsterdam eervol als politieman ontslagen als gevolg van een opgelopen verwonding, mogelijk tijdens de aardappeloproer in juli 1917. In Amsterdam was hij in 1917 ook weduwnaar geworden van zijn eerste vrouw Eelje Bergman [1883 – 1917]. Zij hadden vier zoons gekregen, waarvan alleen Sijtze [1914 – 1991] was blijven leven.
Hij werd na zijn ontslag in Friesland verzekeringsagent en huwde in 1921 met de vier jaar oudere weduwe Martje Korf [1879 – 1955]. Zij bracht uit haar eerste huwelijk een zoon Douwe mee. Samen kregen ze nog een levenloos kind in april 1922.
In 1928 werd Johannes benoemd tot bode en conciërge op het gemeentehuis in Roden. Hij kreeg een onderkomen op de begane grond van de secretarie met een slaapkamer op de eerste verdieping.
Dodelijk gewond bij het bombardement op Roden in 1941
Op vrijdagavond 24 oktober 1941 vond een bombardement door de Engelsen plaats van Roden. Bij dat bombardement op onder andere het gemeentehuis werd Johannes zwaar gewond. Hij was een nieuwsgierig man en die karaktertrek is hem vermoedelijk noodlottig geworden. Toen laat de vliegtuigen overkwamen, ging Johannes zijn bed uit om te zien wat er gaande was. Hij is door de openslaande ramen direct op het platte dak van de secretarie gestapt. Het hoge dak van het gemeentehuis belette hem het uitzicht in horizontale richting, waardoor hij de bom die het woongedeelte zou treffen niet gezien heeft. Johannes werd door een bomscherf vol in buik getroffen.
Zijn vrouw Martje was al uit bed, maar nog in de slaapkamer, die volledig verwoest werd. Zij liep door rondvliegend glas wonder boven wonder slechts verwondingen aan haar knie op. Zij was echter zo overstuur, dat bewoners van de Westeinderweg (nu: Heerestraat) haar hoorden gillen. Dokter Weggemans, die naast het gemeentehuis woonde, verleende eerste hulp en gelaste een snel vervoer naar het ziekenhuis in Groningen. Toen Jan Karsijns met de ambulance ter plaatse kwam, was hij behoorlijk van streek omdat het de vader van zijn vroegere compagnon Sijtze van der Wiel betrof. Daarom nam hij deze keer een goede bekende, Riemer de Vries -de zoon van bakker De Vries- mee om Johannes naar Groningen te brengen, maar die bestemming heeft hij niet meer levend bereikt.