hystoblog

Home » Posts tagged 'foestrum'

Tagarchief: foestrum

Triemsterloane 3, Triemen

Is er ook een oude foto van de rond 1950 afgebrande boerderij Triemsterloane 3, Triemen?


detail artikel Friese Koerier, 01-06-1954

detail artikel Friese Koerier, 01-06-1954

Een uitdaging die ik enkele maanden geleden kreeg, maar tot op dit moment heb ik nog geen foto kunnen achterhalen.

De boerderij die wordt bedoeld is die van de familie Lieuwe D. Kloosterman. Van die bewuste brand in 1954 werd melding gedaan in meerdere kranten. Het werd beschreven als een boerderijbrand aan de “Langelaan onder Triemen bij Kollum” [Nieuwsblad van het Noorden] of “Lange Leane in de Triemen” [Leeuwarder Courant en de Friese courier in bijgaande berichtje].

De kranten hebben het dan nog bij het rechte eind. Want pas enkele maanden later zal de gemeente Kollumerland c.a. op 22 juli 1954 alle straatnamen formeel vaststellen. Wat in de volksmond nog Lange Loane genoemd wordt is volgens mij toen formeel Triemsterloane geworden.

Dat vaststellen van formele straatnamen moest trouwens wel, omdat de gemeenteraad van Kollumerland c.a. in september 1953 het besluit had genomen tot een straatsgewijze huisnummering in de hele gemeente.

Lieuwe D. Kloosterman en zijn vrouw Trijntje Visser

Lieuwe D. Kloosterman en zijn vrouw Trijntje Visser

Affijn – terug naar wat nu Triemsterloane 3 is.

In mei 1954 genoten van het voorjaarszonnetje. Ze zaten voor het huis op de bank. Het theewater werd aan de kook gebracht op een gasstel. Maar toen Trijntje thee zou gaan zetten, ontdekte ze brand in de keuken. De snel aanwezige brandweer kon niks meer doen – het boerderijtje brandde tot de grond toe af.

Lieuwe werd geboren op 4 november 1889 te Veenklooster in het gezin van David Gerrits  en Trijntje Lieuwes Kloosterman – van der Wal. Op 23 mei 1914 trad hij in het huwelijk met de in Oudwoude geboren dochter van Lieuwe Visser en Reintje Bosgraaf. Zijn bruid Trijntje was geboren op 18 oktober 1892.

Lieuwe Davids Kloosterman was enige tijd ook bestuurslid van de begrafenisvereniging ‘de Laatste Eer’. Later werd hij secretaris. En zal hij verantwoordelijk zijn geweest voor het schrijven van de notulen. De verslagen van de bestuursvergaderingen. Plus het bewaren, “archiveren”, daarvan.

Die begrafenisvereniging werd zo’n honderd jaar geleden, rond 1923, opgericht. Als reactie op de zogenoemde burenplicht»: tijdens de begrafenis droegen de naaste buren de kist met de overledene en was één van hen de bode. Met een verplichte hoge zwarte hoed, die kennelijk ook rouleerde. Een hoed die niet iedere bode pastte, met alle gevolgen van dien..

Het verhaal gaat dat sommige boeren niet [meer] met de burenplicht wilden meewerken en sommige overlijdensberichten werden overijld en in haast ‘afgewerkt’. Soms werd de  afmelding» , aangifte van overlijden, gedaan met de werkkleding nog aan.

Op en rond de boerderijen ontstond zodoende langzaam maar zeker het idee om een begrafenis anders aan te pakken. Al met al bracht dat in 1923 een aantal inwoners van Westergeest en Triemen bij elkaar om over het oprichten van een begrafenisvereniging te praten. Hoe en wat er toen allemaal exact gebeurde en besproken is, is niet meer te achterhalen. De [handgeschreven] notulenboeken van de vereniging zijn zo’n 30 jaar na oprichting vernietigd tijdens de brand bij secretaris Lieuwe Davids Kloosterman op de Triemen.

Lieuwe Davids Kloosterman en zijn vrouw Trijntje Lieuwes Visser kregen volgens mij vier kinderen:

  • Reintje [1915 – 1999]
  • David [1917 – 1940]
  • Trijntje [1926 – 2020]
  • Lieuwe [‘Joeke’] [1933 – 1991]

Zoon David is de enige militair uit Kollumerland c.a. die in mei 1940 sneuvelde tijdens de gevechten met nazi-Duitsland. Hij was enkele maanden daarvoor, als lid van de Staf van 1-17 Regimant Artillerie, gevoegd bij de Staf 1 – 28 Regiment Infanterie welke was gelegerd te Dubbeldam [villa Amstelwijck]. Van deze groep kwamen zeven man om het leven. Waaronder dus ook korporaal David Kloosterman.

Zijn lichaam werd op 27 mei door zijn vader Lieuwe Kloosterman opgehaald. Enkele dagen later kon hij zijn zoon begraven op de begraafplaats te Kollumerzwaag.

Heb jij ook zo’n soort vraag? Of heb jij aanvullingen in welke vorm dan ook bij deze post en kun jij dit verhaal completer maken. Reageer door hieronder een reactie te plaatsen of stuur een mail».

Dranksmokkel in Westergeest

zoekfotoHet staat daar echt. In het Nieuwsblad van Friesland, 01 november 1935. Het is in dit geval niet zo lastig om de ‘smokkelaar’ te identificeren. Kruidenier Folkert A. kan in mijn beleving alleen maar Folkert Attema zijn. Kruidenier in ons dorp.

Folkert Attema werd geboren op 13 augustus 1888 te Heeg en begon zijn werkzame leven als knecht bij zijn vader, boer Auke Folkerts Attema.

Hij was op 02 mei 1914 getrouwd met boerendochter Lazina Jouwsma, geboren op 29 april 1888 te Winsum. Vanaf zijn huwelijk was hij lid van het Friesch Dagblad.

Samen kregen ze 8 kinderen; twee meisjes en zes jongens – 5 van hen zijn vertrokken naar het buitenland.

Nadat Attema zelf ook boer was geweest, begon hij in mei 1926 te Westergeest een kruidenierszaak. Aan de Bumawei 2.

Westergeastmer ‘jongbazen’ probeerden Attema wel uit de tent te lokken. Zij vingen in de donkere uren spreeuwen bij wat later de Fokkema’s Pleats zou worden. Deze gevangen spreeuwen lieten ze los in de winkel van Attema. Als Attema dan het licht aanknipte moet Leiden in last zijn geweest. Folkert en zijn vrouw hebben met een open winkeldeur, handdoeken in de hand en met moeite de spreeuwen naar buiten kunnen jagen.

Tussen de bedrijven door was de Gereformeerde Attema actief in het kerkelijke en maatschappelijk leven als diaken, ouderling, lid van het schoolbestuur, penningmeester van het Groene Kruis en lid van de Woningcommissie Kollumerland. Maar ook als voorzitter van de AR-kiesraad heeft hij meer dan 20 jaar veel werk verzet. Allemaal “in het belang van de gemeenschap, met liefde”.

Het was de tijd van de verzuiling. De samenleving was op basis van overtuiging in groepen verdeeld. En de Gereformeerde Attema had dus ook Gereformeerde klanten, zoals Jan en Saakje Steringa – Poortinga van Keatlingwier. Tweewekelijks bracht Folkert Attema een bezoek om de boodschap-wensen op te nemen. Maar tussendoor werden de kinderen wel eens om een boodschap naar Westergeest gestuurd, en die hadden dan een heel eigen reden om uit hun Gereformeerde zuil te komen.

Want, wat was het geval.

De Nederlands Hervormde herbergier Folkert Boonstra [1856 – 1942] had met zijn vrouw Johanna Hibma [1859 – 1941] ook een kruidenierszaak. In wat nu Herberg Foestrum is. Folkert Boonstra zal een Nederlands hervormde klantenkring hebben gehad en bracht de boodschappen rond met paard en wagen. Ook bij hem kwamen kinderen wel een tussentijds een boodschapje halen. En Folkert Boonstra had dan de gewoonte om de kinderen op een snoepje te trakteren. Folkert Attema had die gewoonte niet. Verzuilde principes werden daarom door de kinderen aan de kant gezet voor dat snoepje … zal moeder Steringa ooit geweten hebben waar haar tussendoor gekochte boodschappen vandaan kwamen?

zoekfotoEven terug naar Folkert Attema en zijn vrouw Lazina Jouwsma. Vierendertig jaar stonden hij en Lazina achter de toonbank in Westergeest – tot zijn 72e jaar. Toen vetrokken ze rond 1960 naar Dokkum – de Dokkumer familie De Beer trok in de winkel.

Het waren moeilijke jaren, maar ook gezegende jaren” zullen Folkert en Lazina later een journalist vertellen. Het was een periode waar ze jaren later, in Dokkum, met heimwee naar terug keken. Tot hun dood klopte “hun beider hart voor Westergeest. Der is en bliuwt in bân”. Die dood kwam voor Folkert Attema op 11 mei 1984. Zijn vrouw Lazina stierf op 12 april 1990.

Ze liggen begraven in hun geliefde Westergeest.

U kunt meehelpen om onze geschiedenis completer te maken. Want heeft u meer informatie, een aanvulling, een foto of ander materiaal wat past bij deze ‘post’?  Plaats dan a.u.b. onderaan een reactie of stuur een mail».

Bronnen:

Cornelis [Cees] van der Meer

  • Geboren op 12 februari 1921 in Westergeest
  • Overleden op 29 december 2006 in De Westereen

Cornelis van der Meer [collectie Wilma Helsper]

“Plaatselijk Belang Westergeest” verwees Wilma Helsper naar mij door met de vraag of ik meer zou kunnen achterhalen over Cornelis van der Meer [geboren op 12-2-1921 te Westergeest] en zijn familie. Zijn ouders zouden een kruidenierswinkel gehad hebben in Friesland. Mogelijk dus ook in Westergeest.


Zo begon mijn zoektocht naar informatie waarbij Wilma Helsper zelf en Geert Hoekstra uit Westergeest uiteindelijk ook een behoorlijke duit in de zak deden.

Cornelis werd geboren in het gezin van Libbe en Aaltje van der Meer – Meijer. Hij was hun derde zoon in de rij die uiteindelijk acht kinderen zou gaan tellen:

  1.  Dirk, 31 mei 1918
  2.  Berend, 09 november 1919
  3.  Cornelis, 12 februari 1921
  4.  Pieter, 13 mei 1923
  5.  Hille, 11 september 1925
  6.  Siebe Jan, 08 januari 1928
  7.  Hiltje, 13 augustus 1931
  8.  Siebriggje, 03 maart 1934

Zijn vader Libbe [of ook wel Liebe en Ljibbe] van der Meer werd geboren 17 juni 1892 te Twijzel. Hij was arbeider en veehouder. Libbe van der Meer overleed op 20 juni 1979. Zijn moeder Aaltje Meijer werd geboren te Westergeest op 15 juni 1896, zij stierf op 21 februari 1982.

In het bevolkingsregister Kollumerland [1910 – 1920] staat het gezin [dan nog met drie zonen] ingeschreven als woonachtig in huizinge B78. Het gezin staat als Nederlands Hervormd te boek en vader Libbe is arbeider.

Het gebruik van huisnummers werd omstreeks 1808 voorgeschreven. Toen bepaalde Napoleon dat ieder gebouw een nummer moest hebben. In de jaren daarna werd meerdere keren omgenummerd◥.

Om te onderzoeken waar huizinge B78 stond, is het van belang om te weten dat Westergeest destijds veel meer was dan het huidige, gelijknamige dorp. De woningen die werden aangeduid met de letter B waren te vinden in het zuidelijke deel van kadastraal Westergeest – het huidige oosten van Kollumerzwaag.

Per 11 juni 1917 was vader Libbe vanuit Twijzel daar komen wonen.

Dat was dus vlak na hun huwelijk dat plaats vond op 05 mei 1917.

Libbe was toen arbeider, 24 jaar oud en woonachtig te Twijzel. Waarschijnlijk bij zijn moeder Siebrigje Meijer – van zijn vader Binne van der Meer wordt in de huwelijksakte geschreven dat diens “beroep en woonplaats onbekend is en alzoo  in de onmoogelijkheid verkeert om zijn wil te verklaren”.

Nieuwsblad van het Noorden, 11 oktober 1891

Binne van der Meer en Siebrigje Meijer◥, de grootouders van Cornelis van der Meer, waren in 1900 gescheiden. Uit een krantenartikel uit 1891 blijkt dat hij mogelijk naar Amerika was vertrokken met een andere vrouw.

Toen Libbe van der Meer trouwde met de toen 23-jarige Westergeastmer bruid Aaltje Meijer, had zij geen werk. Zij was een minderjarige dochter van Durk Meijer [1862 – 1946] en Hiltje van der Meer [1865 – 1941], “echtelieden, arbeiders, wonende te Westergeest”.

Slaan wij in het bevolkingsregister Kollumerland c.a. de Gezinskaarten over de periode 1920-1937 open, dan komen we het volgende te weten. Alle kinderen staan op de gezinskaart bijgeschreven en zijn geboren in Westergeest. Vader Libbe was in die jaren nog steeds arbeider. De adressering was ondertussen gewijzigd – Huizinge B78 is doorgehaald en is Zwagerveen 109 geworden.

Dat wil niet zeggen dat het gezin binnen Kollumerland ook feitelijk verhuisde: mogelijk is toen alleen de adressering verandert en is het gezin verhuist zonder te verhuizen◥.

Op deze gezinskaart staat verder vermeld  dat het hele Nederlands Hervormde gezin uit de gemeente is vertrokken. Op 19 april 1934 zijn ze vanuit Zwagerveen verhuist naar Huizum, Kerkstraat 20 [gemeente Leeuwarderadeel].

In de gemeente Leeuwarderadeel werd het hele gezin weer ingeschreven. Op de gezinskaart staan ze allemaal vermeld – als Vrij Evangelisch, die wijziging valt wel op. De aantekening NH [Nederlands Hervormd] is doorgehaald.

Vader Libbe was toen koopman, zoon Dirk staat vermeld als fabrieksarbeider en Cornelis was boerenknecht.

Een jaar later, 13 mei 1935 werd het hele gezin weer uitgeschreven. En vertrokken ze naar de gemeente Leeuwarden – of toch niet ! Op het laatste moment, met dezelfde pen en in hetzelfde handschrift werd er achter de naam van Cornelis aangetekend dat hij op 21 mei 1935 vertrok naar Tietjerk.

En dan lijkt het wat mij betreft wat onduidelijk te worden. Cornelis verhuist meerdere malen in of rondom Leeuwarden.

Uiteindelijk vertrok Cornelis naar buiten Fryslân. Hij werd een Fries-om-útens en veel van zijn handel en wandel gaat vooralsnog verloren in de nevelen van het verleden.

Bekend is dat hij in 1940 vanwege de Arbeidseinzatz werd ingezet in Duitsland. Daar heeft hij de Poolse Renna ontmoet met wie hij later in het huwelijk trad. Van Renna heb ik nog geen achternaam.

Na de oorlog vertrokken ze naar Nijmegen. Daar heeft Cornelis tussen 1946 en 1971 bij Honig gewerkt. De foto boven deze post is van zijn personeelskaart uit die tijd.

Uiteindelijk keerde Cornelis terug naar zijn geboorteprovincie. Alleen. Zijn [veronderstelde] huwelijk met de Poolse Renna was op een scheiding uitgelopen. Cornelis vestigde zich in Zwaagwesteinde, het latere De Westereen. Daar trok hij in 1976 bij Nienke [Trijntje] van der Meer-Zuidema [1922 – 2006] die op de Bjirken woonde. Via de facebookpagina De Westereen Toen kwam een reactie: “Ik heb nog wel bij hun gewerkt –  schatten van mensen“.

Zelf overleed Cornelis in De Westereen. Op 29 december 2006, vijf maanden na het overlijden van zijn huisgenote.

Heb jij foto’s of aanvullingen in tekst bij deze post? Reageer dan en help mee om onze dorpsgeschiedenis completer te maken.

Bronnen:

  • allefriezen.nl
  • graftombe.nl
  • Wilma Helsper
  • Geert Hoekstra, Westergeest
  • Renze Petersohn
  • Nieuwsblad van het Noorden, 11 oktober 1891
  • Grietje Veenstra de Vries
  • Gerda Bosch Vanger

Harmen van Teijens

Our great-great-great grandfather was Teije van Teijens, the onderwijzer in Augsbuurt from 1818 until 1880, and the street “vanTeijenswei” is apparently named after his father, Harmen van Teijens, who was the “Dorpwachter” te Westergeest from 1796-1859. We are particularly interested to know if any of their school buildings are still standing, as well as the houses where Harmen died in 1872 (“house no. 265 in Westergeest”).


Het gebruik van huisnummers werd omstreeks 1808 voorgeschreven. Toen bepaalde Napoleon dat ieder gebouw een nummer moest hebben. In de jaren 1816/1817 werd er nog een keer omgenummerd. Na nog wat wijzigingen werd in de periode 1960/1965 de dorpsnummering omgezet in de nummering per straat.
En dat maakt de vraag spannend. Spannend, omdat het heel lastig is om de gebruikte, oude huisnummering te vertalen naar een hedendaags adres. 

Tije Durks en Sjeuke Abels op De Triemen kregen op 8 april 1777 een zoon die zij Harmen noemden – Harmen Teijes.
Rond 1796, toen Harmen Teijes 19 jaar, was volgde hij zijn broer op als onderwijzer aan de winterschool te Westergeest. Die stond aan het Tsjerkepaad, een prachtig voetgangerspad langs de noordkant van het kerkhof [rode stippellijn op bovenstaande kaarten].

Hij woonde daar al met zijn broer in het schoolhuis. En door zich te laten dopen in de Nederlands Hervormde kerk kon hij daar vrij blijven wonen: het onderwijs was destijds verbonden aan de kerkelijke gemeente. Tot de onderwijswet van 1857 daar een einde aan maakte.

Toen de school verhuisde naar de Eelke Meinertswei, kocht de kerkvoogdij de school en schoolwoning weer terug. De school werd afgebroken – onbekend wanneer precies.

Tot ongeveer 1825 was de school een ‘winterschool’. Er werd alleen ’s winters les gegeven omdat de schoolkinderen in de zomerperiode moesten meehelpen in land- en tuinbouw. In 1843 werd er een nieuw schoolhuis gebouwd aan het Tsjerkepaad – deze woning staat daar nog steeds [blauwe driehoek].

Op 26 november 1797 trouwde Harmen te Westergeest met de oudere Tietje Jeens Postma, geboren in 1768. Samen kregen zij 7 kinderen:

1. 07-07-1798, Teije Harmens
2. 18-04-1800, Jeen Harmens [overleden op 27 februari 1880]
3. 01-02-1802, Zwaantje Harmens [overleden op 16 mei 1887]
4. 27-01-1804, Akke Harmens
5. 02-02-1807, Dirk Harmens [overleden op 11 mei 1879]
6. 29-01-1811, Baukjen Harmens
7. 31-07-1815, Romkje [overleden op 06 mei 1896]

In 1811 namen zijn broer, zus en hij zelf met gezin de familienaam Van Teijens aan.

Kalkhúswei 6 [eigen foto]

Kalkhúswei 6 [eigen foto]

Om rond te kunnen komen nam hij ook andere werkzaamheden op zich, zoals ontvanger van diverse belastingen in Westergeest en dorpsrechter. In 1810 vervielen dit soort bijbaantjes door de Franse overheersing. Gelukkig kreeg hij van de nieuw benoemde Maire Willem Hendrik van Heemstra de nieuwe rol als veldwachter [dorpwachter] te Westergeest, Oudwoude en Kollumerzwaag aangeboden, náást zijn functie als onderwijzer !

In 1832 staat schoolmeester Harmen Teijens van Teijens vermeld bij de woning die in het rode vierkant is weergegeven: Kalhúswei 6. Deze woning wordt op dit moment afgebroken. Dit huis werd rond 1810 gebouwd met stenen die vrij waren gekomen bij het inkorten van de kerktoren.

Op 2 juli 1846 stierf zijn vrouw na een huwelijk van bijna 49 jaar. In huis 99. Ik heb nog geen idee welke woning dit is geweest.
Zes jaar later ontving Harmen de zilveren medaille van de Maatschappij tot ‘t nut van het Algemeen voor zijn langdurige en trouwe werk als onderwijzer.

Leeuwarder Courant, 18 januari 1856

Leeuwarder Courant, 18 januari 1856

Op 18 januari 1856 werd in de Leeuwarder Courant een advertentie geplaatst: er werd een huis verkocht door de eigenaar Harke Gerbens Hoekstra. De kinderen van Harmen reageren en op 26 januari 1856 werd de provisionele en finale toewijzing middels een notariele akte opgesteld door notaris Daniël Hermannus Andreae. Voor ƒ 1046 werden Dirk, Jeen, Swaantje en Romkje eigenaar van de woning.
Zij bleven daar wellicht tot hun dood wonen en in hun overlijdensakte staat als adres ‘huizinge A 45’.

Het is dus lastig om de exacte locatie van deze gekochte woning te achterhalen. Maar ik dénk [de zoektocht is nog niet helemaal klaar] aan de rood omcirkelde boerderij op de hoek Bumawei – Harmen van Teijenswei. Dat doe ik, uitgaande van het kadastrale nummer in de verkoopadvertentie [sectie B, 853].

In zijn levensverhaal schrijft Harmen van Teijens in 1852: “[…] uit welk echt zeven kinderen zijn geboren, die allen nog in leven zijn en in wier middelen hij op zijn ouden dag een sterke steun vindt en oprechte genoegens smaakt” . Ik lees daarin dat er een zeer hechte gezinsband is geweest en dat vader op handen werd gedragen.

Is het dan raar om dan te denken dat vader Harmen bij zijn niet-getrouwde kinderen inwoonde in huis A45?

Per 1 januari 1859 kreeg Harmen van Teijens na een dienstverband van ruim 62 jaar, eervol ontslag. Hij kreeg ƒ 194 pensioen en leefde daarna nog ettelijke jaren in Westergeest.

Leeuwarder Courant, 27 november 1863

Leeuwarder Courant, 27 november 1863

Op 25 november 1863 stelde burgemeester van Kollumerland c.a. bijgaande advertentie op. Sollicitanten “ter vervulling van de betrekking van Hoofdonderwijzer, in de Openbare Lagere School te Westergeest” werden opgeroepen te reageren. “Aan deze betrekking is verbonden eene vaste jaarwedde van vierhonderd gulden, benevens vrije Woning en Tuin”.
Door die laatste opmerking kunnen we volgens mij uitsluiten dat Harmen van Teijens zijn laatste levensjaren in het schoolhuis [blauwe driehoek] doorbracht.

Harmen van Teijens overleed in Westergeest op 8 november 1872, 95 jaar oud. Hij overleed in huisnummer 265 – misschien is dit het ‘oude’ nummer voor huis A 45?

Weet u ook wat te vertellen ? Of hebt u foto’s. Voel u dan vrij om te reageren op deze post. Samen maken we dan ook deze geschiedenis completer.

bronnen:

Teade ‘núnder’ Steenstra

Teade 'núnder' Steenstra [collectie Foestrumer Archief]

Teade ‘núnder’ Steenstra [collectie Foestrumer Archief]

… en keapmansaerd siet der net yn” schreef Wietske de Boer – Wiersma. Toch heeft Westergeest ondernemende persoonlijkheden gekend. Teade ‘Núnder’ Steenstra was één van hen.

Teade werd te Westergeest geboren op 19 mei 1896. Hij was de tweede zoon van Hermanus Cornelus Steenstra [1857 – 1922] en Trijntje van der Werff [1861 – 1942]. Teade was getrouwd met Egbertje Reitsma [1898 –  1981]. Hij werd Teade ‘Núnder’ genoemd omdat hij in de wijde omgeving van Westergeest/Driesum handelde in schelpen – ‘núnder’ is een Fries woord voor schelp. Hij ontving de schelpen van Age Vanger [en zonen Kees en Jitze] uit Moddergat en leverde deze vervolgens aan o.a. de kalkovens te Gerkesklooster.

Teade was een handige man en ontdekte al snel dat er meer handel zat in het leveren van fijn gemalen schelpen. Zeker ook nadat het fabrieksmatige vermalen van schelpen tot ‘grit’ voor kippenhokken en dergelijke een grotere vlucht nam. Teade kocht toen een Duitse ‘brekker’ in Groningen en liet de smid de machine op persoonlijk gebruik aanpassen. Maar het bleef zwaar werk.

Uiteindelijk kocht Teade een ‘walsbrekker’, maar daar mankeerde altijd wel wat aan. Zeker toen alles een keer was vastgevroren moest hij er een andere motor in kopen. Een financiële tegenvaller, maar het bleek uiteindelijk een goede zet te zijn.
Teade moest ook een oplossing vinden voor het feit dat hij geen stroom had en de benzine schaars werd. Hij kocht een Amerikaanse windmotor maar dat leverde nieuwe problemen op: stond er te weinig wind, dan waren de schelpen maar deels gebroken – stond er te veel wind, dan werden de schelpen té fijn gemalen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het minder met de kippenhouderijen, waardoor Teade ook minder werk kreeg [na de oorlog trok zijn werk wel weer aan waardoor hij tot 1961 in schelpen en grit bleef handelen]. Om toch geld binnen te krijgen pakte hij veel ander werk op.

Teade en Egbertsje woonden bij de Lange Brug over de Nieuwe Zwemmer. Zij stonden voor iedereen klaar en gaven altijd het beste. Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog toen door Pieter Smits Joodse onderduikers bij Teade en Egbertsje onderdak vonden. Onderduikers zoals ‘Jopie en Fie’ en later ene ‘Ronny Naarden’. In 1970 uitte Jopie daarvoor zijn dankbaarheid. Teade en Egbertsje kregen vanwege het 25-jarig bevrijdingsfeest een boom op naam in Israël tijdens een boomplantdag van het Joods Nationaal Fonds.

Teade en Egbertje STEENSTRA [Westergeest] werden onderscheiden met de Yad Vashem onderscheiding. Foekje van der Kooi – Brouwers vertelt wat ze dacht toen ze hun namen tegenkwam op het gedenkteken in Jeruzalem [klik hier voor de geluidsopname die werd opgenomen op 12 december 2015].

Teade heeft 43 jaar bij de Lange Brug gewoond. Hij had daar een bordje “Verboden Toegang” aan de muur gehangen omdat de vissers – die speciaal voor het vissen in de Nieuwe Zwemmer met bussen vol uit de provincie Groningen kwamen – in zijn vensterbanken gingen zitten.
Op 19 maart 1990 kwam Teade ‘Núnder’ Steenstra in Veenwouden te overlijden. Negen jaar na zijn vrouw Egbertje Reitsma, die op 8 februari 1981 overleed. Zij lieten drie kinderen na: Hermanus, Hendrikje en Trijntje. Teade werd 93 jaar.

Weet u meer te vertellen over Teade ‘núnder’ Steenstra. Schroom dan niet om contact op te nemen en help onze [dorps]geschiedenis completer te maken.

bronnen:

“ongedurig” en rusteloos

Uiterst rechts Getje Postma en Fokke Veenstra [collectie Foestrumer Archief]

Uiterst rechts Getje Postma en Fokke Veenstra [collectie Foestrumer Archief]

Een rustig moment. In een ogenschijnlijk rusteloos leven van enkelen van hen. Een mooie foto van drie jonge stellen. Op twee na nog onbekend voor ons. Onduidelijk ook waar de foto is gemaakt. Of door wie. Ook de reden is onbekend. Het jaar waarin de foto is gemaakt weten we ook niet – alleen dat het vóór 1935 moet zijn geweest. Het is waarschijnlijk een vriendenkring. Vrienden van Fokke Veenstra [1900 – 1965] en Getje Postma [1894 – 1935] – beiden rechts op de foto.

Vertoont de gezichtsuitdrukking van beiden trekken van onderdrukte emoties of lijkt dat zo ?

Getje werd in Westergeest geboren. Op 26 mei 1894. Getje was een dochter van Wiebe Postma en Tjitkse Postma. Op de een of andere manier kwam ze op jonge, formeel nog minderjarige leeftijd in Murmerwoude terecht. Tot ze op 18 december 1915 als “koopvrouw in gemaakte kleederen” vertrok naar ’s Gravenhage waar we haar terugvinden als ingeschrevene op 20 december 1915. Op een adres aan de Schenkstraat. Voor korte duur want enkele maanden later vertrok ze weer naar een ander adres. Ook in 1917 verhuisde ze nog een keer. En het lijkt er zelfs op dat ze een ruimte of kamer betrok in een hotel.

Op 20 juli 1918 overleed haar vader Wiebe Postma, oud 64 jaar, koopman, geboren en getogen in Westergeest. Haar moeder Tjitske Postma bleef achter. Zonder beroep, staat in de overlijdensakte van Wiebe. Misschien was dat de reden dat dochter Getje weer naar Westergeest terugkwam? In ieder geval woonde ze enkele jaren later weer in haar geboortedorp. Althans volgens haar huwelijksakte van 10 april 1920. De 25 jarige Getje Postma trouwde toen met de 20 jarige [en toen nog minderjarige] koopman Fokke Veenstra. Getje toen “zonder beroep”.

Fokke was een zoon van koopman Egbert Veenstra en Japke Lourens. Met Fokke maakten we al eerder kennis. In mijn boek Foestrum: Illegaal slachten was één van de manieren om aan [voldoende] vlees c.q. eten te komen, maar het was riskant. Fokke Veenstra werd tijdens het slachten van een schaap op 15 augustus 1941 opgepakt.

Mogelijk was het huwelijk een “moetje” want zeven maanden later werd hun zoon Egbert Wiebe Veenstra geboren. Op 26 november 1920 in Heerlen [Bertus, zoals hij in Drachten werd genoemd, overleed te Drachten  in september 2002]. “Vluchtte” het jonge paar toen naar Limburg? Hoe dan ook, hun verblijf buiten Fryslân was van korte duur. Op 25 april 1921 kwam het gezin vanuit Hoensbroek weer terug. Terug naar het geboortedorp van Getje,

Nieuwsblad van het Noorden, 3 augustus 1965.

Nieuwsblad van het Noorden, 3 augustus 1965.

Westergeest. Op hun gezinskaart Kollumerland staat vermeld dat Fokke tijdens de inschrijving in de gemeente mijnwerker was. In Kollumerland werd hij veehouder.

In Westergeest werd dochter Elizabeth Henderika Veenstra geboren. Op 24 september 1922. Van haar weten we dat ze dienstbode is geworden. Want zo overleed zij. Slechts 21 jaar jong op 2 maart 1944 te Reutlingen, Alteburgstrasse 8 Duitsland. Was zij gedwongen om in Duitsland te werken?

Jaren later verdween veekoopman Fokke Veenstra. Letterlijk; vermist per 24 juli 1965. Hij was op de fiets uit Groningen vertrokken met “een behoorlijke som gelds bij zich”. Een misdrijf werd niet uitgesloten. Tot zijn stoffelijk overschot op 2 augustus 1965 werd gevonden in het Winschoterdiep. Hij was verdronkenen al zijn geld nog bij zich. Een misdrijf werd toen uitgesloten.

Getje heeft het allemaal niet meegemaakt. Zij was al lang overleden. Op 16 oktober 1935, nog geen 40 jaar oud. Getje heeft ogenschijnlijk een “ongedurig”, rusteloos bestaan gehad. Ze zwierf van het ene adres naar het andere adres. Maar uiteindelijk ligt zij begraven bij de eeuwenoude kerk van haar geboortedorp Westergeest.

U nu? Weet u meer over Fokke en Getje? Wilt u dat dan met ons delen en onze dorpsgeschiedenis completer helpen maken? Dat kan door hieronder een reactie op deze ‘post’ te plaatsen.

bronnen:

verbaasd, tevreden, blij en dankbaar

Het gebeurde ergens in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Enkele mannen, keurig in pak, arriveerden in Westergeest. Ze klopten aan bij de familie Gerrit ‘Kei’ en Aaltje Kloosterman. Het waren bestuursleden van melkfabriek De Ommelanden te Groningen. Ze kwamen met een vraag. Of eigenlijk een uitnodiging. Voor de twee dochters Tsjallie en Geertje. Om te komen zingen. Toen deze mannen aan de deur klopten, hadden de twee zussen al naam gekregen. De zingende zusjes Kloosterman waren al een fenomeen in de noordelijke provincies, maar ook daarbuiten.

Het begon allemaal in Drogeham. Oudste zus Trijntje zat in het bestuur van de kleuterschool. En ‘ter opluistering’ van een gezellige avond werden de beide zusjes gevraagd om wat te zingen. Geertje was rond de 15 jaar en Tsjallie rond de 21. “Dat foldie hiel goed” en langzaam maar zeker kwam er meer vraag. Ze hoefden zelf niet veel te regelen. Ja, de afspraken bijhouden in een schriftje, dat wel. De zussen werden thuis opgehaald en weer thuis gebracht. Vrijwel altijd met een auto. Soms gingen ze met de trein. Een enkele keer vanwege de afstand met overnachtingen er bij. Allemaal zonder ouders. Maar die voelden zich zeker wel betrokken. Want als ik bij Geertje thuis kom praten over haar zangcarrière, ligt de tafel letterlijk vol met krantenknipsels. Allemaal zorgvuldig verzameld en bewaard door haar moeder.

De twee zussen traden op tijdens bruiloften en bijeenkomsten van de Christelijk Nationale Vakvereniging. In kerken, tijdens muziekavonden of propagandavergaderingen van de Anti-Revolutionaire Partij [samen met Hendrik Algra] en Christelijk-Historische Unie. In ziekenhuizen, kleuterscholen en bejaardenhuizen waar ze ook wel langs de kamers van de bewoners gingen. Maar ook in het Protestants Militair Tehuis voor ‘onze jongens’. Daar bleven ze slapen. In een pas geverfde kamer waardoor ze wakker werden met hoofdpijn … Het waren lange avonden. Soms [inclusief te terugreis] tot twee of drie uur ’s nachts. Een enkele keer werd het vijf uur ’s ochtends. In een tijd dat Geertje ook nog haar werk had bij dokter Roosdorp in Kollum.

Het kon niet anders of de vermoeidheid sloeg vaak toe. Toen ze 21 jaar was stopte ze met het werk. “It wie net mear te hâlden”.

Het zingen was vrijwel altijd pro-deo, soms ook met een boerenkapel. Want de Zingende Zusjes zijn bekend geworden met hun Christelijke muziek, maar daarnaast stonden ook wel [zoals Geertje het noemt] “luimige ferskes” op het repertoire. Bovendien werd steevast het lied “ús Westergeast” gezongen. Een ode aan ons eigen dorp. En speciaal voor de zussen geschreven door Sibbele Hietkamp van Kollumerzwaag.

Geertje herinnert zich avonden waarbij ze optraden naast toen bekende zangers – Kees Deenik en Johan Bodegraven. “En wy wiene mar hiele gewoane famkes”. Spannend, maar als de zussen optraden werd het muisstil in de zalen. “De ferskes út de Bundel sloegen yn, sprutsen oan …” en ze kregen veel complimenten.

Tien jaar lang bleven ze zingen. Tot haar huwelijk met Wieger Hoekstra. Toen was de tijd rijp om te stoppen.

Tot op de dag van vandaag zijn ze te beluisteren via de radio. En ontvangt Geertje reacties omdat mensen wat aan de liederen hebben gehad. Dát vind ze het allermooiste; dat daar wat van overgebleven is. Ze heeft hele mooie herinneringen aan die tijd, maar Geertje kan het moeilijk in één woord vangen. Ze is vooral verbaasd, tevreden, blij en dankbaar dat ze het heeft mogen meemaken.

Haar blik dwaalt af als ze terugdenkt aan het dieptepunt in haar leven. Geertje verloor haar jongste zoon Gerrie aan de dood. Toen kwam één van haar liederen als een boemerang bij haar terug. Alsof de hemel rechtstreeks even open ging om haar te steunen. Een onbekende vrouw uit Minnertsga las van het ongeluk van Gerrie. En  toen ze luisterde naar het lied “Zouden wij ook eenmaal komen” schreef ze een brief – “de Heer legt in m’n hart om nu een brief te schrijven”. Ze deed er een gedicht bij.

God is getrouw” besluit Geertje.

Gezin Kloosterman Achter v.l.n.r.: Trijntje, Lieuwe, Tsjallie met strik, David, Wietse, Martha Voor: Vader Gerrit (Kei), Geertje met strik, Betje, moeder Aaltje en Jeltje

Gezin Kloosterman
Achter v.l.n.r.: Trijntje, Lieuwe, Tsjallie met strik, David, Wietse, Martha
Voor: Vader Gerrit (Kei), Geertje met strik, Betje, moeder Aaltje en Jeltje

Kunt u helpen met aanvullingen of foto’s? Reageer dan op deze ‘post’ en help onze dorpsgeschiedenis completer te maken.

bronnen:

  • Geertje Hoekstra – Kloosterman
  • Foestrumer Archief

jonge koe gevonden

1798-02-03, Friesche Courant

1798-02-03, Friesche Courant

Een zwart bont GELDRIER. Was ze uitgebroken? Of ontsnapt? Feit is dat Fokke Wiebes een oproep plaatste in de Friesche Courant van 3 februari 1798. Kennelijk heeft hij de zwartbonte GELDRIER ergens aangetroffen. Een loslopende onvruchtbare, jonge koe.

Fokke Wiebes zal de eigenaar actief hebben gezocht. In het dorp zal hij ongetwijfeld hebben rondgevraagd. Vrijwel zeker ook bij Heine Doedes [Klopstra?] met wie hij Cleyn Buma bezat en gebruikte. Daar bovenop voelde hij zich verantwoordelijk genoeg om de oproep in de krant te plaatsen.

In 1798 wordt ene Focke Wybes genoemd als 55-jarige boer te Westergeest. Hij was getrouwd met de toen 45-jarige Ank Tjibbes.

Een jaar eerder was hij betrokken bij het Kollumer Oproer. Zijn naam staat tussen de namen van 163 inwoners van Westergeest die voor die betrokkenheid werden beboet. Met een geldboete van 42 guldens hoort Fokke Wiebes of Focke Wybes bij de dorpsgenoten met de hoogste geldboete.

Fokke Wiebes werd in 1743 te Westergeest geboren en gedoopt op 24 november van dat jaar. Hij was twee keer getrouwd.

1e huwelijk op 13 april 1766 te Dantumawoude met Taetske Heines [1744 te Driesum]. Samen kregen ze vier kinderen:

  1. Wybe Fokkes geboren in 1767
  2. Wybe Fokkes geboren in 1768
  3. Heine Fokkes geboren in 1770
  4. Doede Fokkes geboren in 1773
  5. Taetske Fokkes geboren in 1775

2e huwelijk op 16 juli 1780 te Westergeest met Ank Tjebbes [1753 te Dantumawoude]. Met haar kreeg hij drie kinderen:

  1. Tjibbe Fokkes geboren in 1780
  2. Tjibbe Fokkes geboren in 1787
  3. Wybe Fokkes geboren in 1791

Rond 1803 kwam Fokke Wiebes te overlijden in zijn geboortedorp. Nog voordat hij werd verplicht tot het aannemen van een familienaam. Maar als in januari 1813 zijn 21 jarige zoon Wiebe Fokkes trouwt met de 20-jarige Antje Boeles Keunjes, wordt de familienaam Fokkema gebruikt.

Een bekende naam in Westergeest.

Zijn kleinzoon Fokke Tjibbes Fokkema [1818 – 1891] trouwde met Maaike Jans Minnema [1817 – 1878]. Uit dit huwelijk werd op 14 november 1852 Jan Fokkes Fokkema geboren [† 1916].

Jan Fokkes Fokkema was boer en landheer, had zitting in de Staten van Friesland en was hoofdbestuurslid geweest van de Christelijk-Historische Unie. Hij was getrouwd met Wiepkje de Bruin [1858 – 1953] uit Westergeest. Uit hun huwelijk werd in 1878 dr. Fokke Jan Fokkema geboren.

In 1901 kocht hij de boerderij die bijna 80 jaar later zou worden omgebouwd tot het dorpshuis.

Dorpshuis De Fokkema’s Pleats.

En nu u – als er na het lezen van deze post opmerkingen of aanvullingen zijn, reageer dan. Om samen onze dorpsgeschiedenis compleet te maken.

Foestrum – een echo uit voorchristelijke tijden.

Als een echo uit voorchristelijke tijden, zo klinkt de oude bijnaam van Westergeest ons in de oren: Foestrum.

Een echo uit de tijd dat, op de plaats waar nu de kerk van Westergeest staat, de Fries-Germaanse godheid Fostera werd vereerd. Maar door de schemering die over deze lang vervlogen tijd hangt wordt het niet helemaal duidelijk om welke godheid het dan precies gaat. Er zijn verschillende goden-namen uit die tijd in omloop, goden van verschillende geslachten en vereerd om verschillende redenen.

Naast Fostera, worden Forseti, Forsite, Fosite, Fosete en Foste genoemd. Willibrord zou geschreven hebben over een god Fosite of een godin Fosta die in Fryslân werd vereerd.

In bronnen uit de 16e, 17e en 18e eeuw worden ook nog de namen van de god Fosta, Phoseta en de godin Phoseta, Fosta, Vosta genoemd. Volgens W. Krogmann  zijn al deze namen terug te voeren op de god Fosite die in de Vita Sancti Willibrordi genoemd wordt.Forseti_zu_Gericht_sitzend

Ik neig er steeds meer naar om in deze Fosite of Forseti de godheid te zien die eertijds in het huidige Westergeest werd vereerd.

In de germaanse mythologie zou deze vrij onbekende [opper]god gewijd zijn aan de rechtspraak. Het lijkt er op dat deze verering op gelijke voet stond met de soortgelijke verering van de god Fosite of Foseti door de Friezen. De naam houdt mogelijk verband met het Fries Germaanse woord voor ‘voorzitter’.

En de kerk van Westergeest wordt al eeuwenlang in verband gebracht met de rechtspraak [het is zelfs terug te vinden in ons dorpswapen»]. Zo werd er bijvoorbeeld al op 27 april 1556 werd in de kerk van Westergeest een vergadering gehouden om een twistpunt te slechten – aanwezig waren de substituut-grietman van Dokkum [Dirck Dircksz.], Cop Harkema namens Kollum en Sye Buma namens de gemeente Westergeest, Oltwoldt en Colmerswage.

De plek van verering, het ‘hiem’ van deze godheid Forseti of Fostera, wordt nog steeds Fostera-hiem, Fosteraheem, Foestrum genoemd.

Dat past ook helemaal in de lijn van wat we op school al leerden, dat oude goden-namen terug te vinden zijn in ons huidige taalgebruik.

Zo zijn een aantal dagen van de week genoemd zijn naar Germaanse goden: Wodans-dag is woensdag, Donars-dag is donderdag. Het ’hiem’ of de ’wierde’ van de godheid Hollur of Hodur is terug te vinden in namen als Hallum, Hollum en Holwerd. Balder of Bolder in Ballum en Balloo. Balder of Bolder was de zoon van Wodan en de god van de stormen en het donderende geraas van de golven. Daarom spreken we nog van een bulderende [bolderende] storm.

Een hele andere, veel minder tot de verbeelding sprekende verklaring voor de naam Foestrum wordt gegeven door drs. W. T. Beetstra [Fryske Akademy]. Volgens hem zou het zo kunnen zijn dat Westergeesters snel “op ‘e fûst” gingen en zij de [scheld]naam Foestrumers hebben gekregen vanuit één van de nabijgelegen dorpen.

U kunt meehelpen om onze geschiedenis completer te maken. Want heeft u meer informatie, een aanvulling, een foto of ander materiaal wat past bij deze ‘post’?  Plaats dan a.u.b. onderaan een reactie of stuur een mail».


Deze post maakt deel uit van de QR-kuier