“ongedurig” en rusteloos
Vertoont de gezichtsuitdrukking van beiden trekken van onderdrukte emoties of lijkt dat zo ?
Getje werd in Westergeest geboren. Op 26 mei 1894. Getje was een dochter van Wiebe Postma en Tjitkse Postma. Op de een of andere manier kwam ze op jonge, formeel nog minderjarige leeftijd in Murmerwoude terecht. Tot ze op 18 december 1915 als “koopvrouw in gemaakte kleederen” vertrok naar ’s Gravenhage waar we haar terugvinden als ingeschrevene op 20 december 1915. Op een adres aan de Schenkstraat. Voor korte duur want enkele maanden later vertrok ze weer naar een ander adres. Ook in 1917 verhuisde ze nog een keer. En het lijkt er zelfs op dat ze een ruimte of kamer betrok in een hotel.
Op 20 juli 1918 overleed haar vader Wiebe Postma, oud 64 jaar, koopman, geboren en getogen in Westergeest. Haar moeder Tjitske Postma bleef achter. Zonder beroep, staat in de overlijdensakte van Wiebe. Misschien was dat de reden dat dochter Getje weer naar Westergeest terugkwam? In ieder geval woonde ze enkele jaren later weer in haar geboortedorp. Althans volgens haar huwelijksakte van 10 april 1920. De 25 jarige Getje Postma trouwde toen met de 20 jarige [en toen nog minderjarige] koopman Fokke Veenstra. Getje toen “zonder beroep”.
Fokke was een zoon van koopman Egbert Veenstra en Japke Lourens. Met Fokke maakten we al eerder kennis. In mijn boek Foestrum: Illegaal slachten was één van de manieren om aan [voldoende] vlees c.q. eten te komen, maar het was riskant. Fokke Veenstra werd tijdens het slachten van een schaap op 15 augustus 1941 opgepakt.
Mogelijk was het huwelijk een “moetje” want zeven maanden later werd hun zoon Egbert Wiebe Veenstra geboren. Op 26 november 1920 in Heerlen [Bertus, zoals hij in Drachten werd genoemd, overleed te Drachten in september 2002]. “Vluchtte” het jonge paar toen naar Limburg? Hoe dan ook, hun verblijf buiten Fryslân was van korte duur. Op 25 april 1921 kwam het gezin vanuit Hoensbroek weer terug. Terug naar het geboortedorp van Getje,
Westergeest. Op hun gezinskaart Kollumerland staat vermeld dat Fokke tijdens de inschrijving in de gemeente mijnwerker was. In Kollumerland werd hij veehouder.
In Westergeest werd dochter Elizabeth Henderika Veenstra geboren. Op 24 september 1922. Van haar weten we dat ze dienstbode is geworden. Want zo overleed zij. Slechts 21 jaar jong op 2 maart 1944 te Reutlingen, Alteburgstrasse 8 Duitsland. Was zij gedwongen om in Duitsland te werken?
Jaren later verdween veekoopman Fokke Veenstra. Letterlijk; vermist per 24 juli 1965. Hij was op de fiets uit Groningen vertrokken met “een behoorlijke som gelds bij zich”. Een misdrijf werd niet uitgesloten. Tot zijn stoffelijk overschot op 2 augustus 1965 werd gevonden in het Winschoterdiep. Hij was verdronkenen al zijn geld nog bij zich. Een misdrijf werd toen uitgesloten.
Getje heeft het allemaal niet meegemaakt. Zij was al lang overleden. Op 16 oktober 1935, nog geen 40 jaar oud. Getje heeft ogenschijnlijk een “ongedurig”, rusteloos bestaan gehad. Ze zwierf van het ene adres naar het andere adres. Maar uiteindelijk ligt zij begraven bij de eeuwenoude kerk van haar geboortedorp Westergeest.
U nu? Weet u meer over Fokke en Getje? Wilt u dat dan met ons delen en onze dorpsgeschiedenis completer helpen maken? Dat kan door hieronder een reactie op deze ‘post’ te plaatsen.
bronnen:
- Foestrum [ISBN 978-90-9027204-7]
- http://www.foestrumerarchief.nl
- Leeuwarder Courant [08-01-1932, 08-11-1941, 27-03-1942]
- Nieuwsblad van Friesland [27-03-1942]
- Nieuwblad van het Noorden [03-08-1965]
- http://www.graftombe.nl
- http://www.allefriezen.nl
verbaasd, tevreden, blij en dankbaar
Het gebeurde ergens in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Enkele mannen, keurig in pak, arriveerden in Westergeest. Ze klopten aan bij de familie Gerrit ‘Kei’ en Aaltje Kloosterman. Het waren bestuursleden van melkfabriek De Ommelanden te Groningen. Ze kwamen met een vraag. Of eigenlijk een uitnodiging. Voor de twee dochters Tsjallie en Geertje. Om te komen zingen. Toen deze mannen aan de deur klopten, hadden de twee zussen al naam gekregen. De zingende zusjes Kloosterman waren al een fenomeen in de noordelijke provincies, maar ook daarbuiten.
Het begon allemaal in Drogeham. Oudste zus Trijntje zat in het bestuur van de kleuterschool. En ‘ter opluistering’ van een gezellige avond werden de beide zusjes gevraagd om wat te zingen. Geertje was rond de 15 jaar en Tsjallie rond de 21. “Dat foldie hiel goed” en langzaam maar zeker kwam er meer vraag. Ze hoefden zelf niet veel te regelen. Ja, de afspraken bijhouden in een schriftje, dat wel. De zussen werden thuis opgehaald en weer thuis gebracht. Vrijwel altijd met een auto. Soms gingen ze met de trein. Een enkele keer vanwege de afstand met overnachtingen er bij. Allemaal zonder ouders. Maar die voelden zich zeker wel betrokken. Want als ik bij Geertje thuis kom praten over haar zangcarrière, ligt de tafel letterlijk vol met krantenknipsels. Allemaal zorgvuldig verzameld en bewaard door haar moeder.
De twee zussen traden op tijdens bruiloften en bijeenkomsten van de Christelijk Nationale Vakvereniging. In kerken, tijdens muziekavonden of propagandavergaderingen van de Anti-Revolutionaire Partij [samen met Hendrik Algra] en Christelijk-Historische Unie. In ziekenhuizen, kleuterscholen en bejaardenhuizen waar ze ook wel langs de kamers van de bewoners gingen. Maar ook in het Protestants Militair Tehuis voor ‘onze jongens’. Daar bleven ze slapen. In een pas geverfde kamer waardoor ze wakker werden met hoofdpijn … Het waren lange avonden. Soms [inclusief te terugreis] tot twee of drie uur ’s nachts. Een enkele keer werd het vijf uur ’s ochtends. In een tijd dat Geertje ook nog haar werk had bij dokter Roosdorp in Kollum.
Het kon niet anders of de vermoeidheid sloeg vaak toe. Toen ze 21 jaar was stopte ze met het werk. “It wie net mear te hâlden”.
Het zingen was vrijwel altijd pro-deo, soms ook met een boerenkapel. Want de Zingende Zusjes zijn bekend geworden met hun Christelijke muziek, maar daarnaast stonden ook wel [zoals Geertje het noemt] “luimige ferskes” op het repertoire. Bovendien werd steevast het lied “ús Westergeast” gezongen. Een ode aan ons eigen dorp. En speciaal voor de zussen geschreven door Sibbele Hietkamp van Kollumerzwaag.
Geertje herinnert zich avonden waarbij ze optraden naast toen bekende zangers – Kees Deenik en Johan Bodegraven. “En wy wiene mar hiele gewoane famkes”. Spannend, maar als de zussen optraden werd het muisstil in de zalen. “De ferskes út de Bundel sloegen yn, sprutsen oan …” en ze kregen veel complimenten.
Tien jaar lang bleven ze zingen. Tot haar huwelijk met Wieger Hoekstra. Toen was de tijd rijp om te stoppen.
Tot op de dag van vandaag zijn ze te beluisteren via de radio. En ontvangt Geertje reacties omdat mensen wat aan de liederen hebben gehad. Dát vind ze het allermooiste; dat daar wat van overgebleven is. Ze heeft hele mooie herinneringen aan die tijd, maar Geertje kan het moeilijk in één woord vangen. Ze is vooral verbaasd, tevreden, blij en dankbaar dat ze het heeft mogen meemaken.
Haar blik dwaalt af als ze terugdenkt aan het dieptepunt in haar leven. Geertje verloor haar jongste zoon Gerrie aan de dood. Toen kwam één van haar liederen als een boemerang bij haar terug. Alsof de hemel rechtstreeks even open ging om haar te steunen. Een onbekende vrouw uit Minnertsga las van het ongeluk van Gerrie. En toen ze luisterde naar het lied “Zouden wij ook eenmaal komen” schreef ze een brief – “de Heer legt in m’n hart om nu een brief te schrijven”. Ze deed er een gedicht bij.
“God is getrouw” besluit Geertje.
Kunt u helpen met aanvullingen of foto’s? Reageer dan op deze ‘post’ en help onze dorpsgeschiedenis completer te maken.
bronnen:
- Geertje Hoekstra – Kloosterman
- Foestrumer Archief