hystoblog

Home » vroegste geschiedenis » 1e venster, tot 1000

1e venster, tot 1000

In het kader van 1250 jaar Westergeest heb ik 7 vensters geschiedenis geschreven. In deze post het 1e venster, tot 1000.

veenlijken1 – drie veenlijken

In de bodem ligt een schat aan aanknopingspunten verborgen. “Het Nieuws van den Dag” van maandag 20 juni 1870 maakt melding van de vondst van “skeletten van drie volwassen menschen” in de “toel”aarde – een Noord-Friese benaming voor het veen onder de zeeklei.

De skeletten werden gevonden in wat nu de Âldswemmer heet omdat de Nieuwe Zwemmer toen nog niet was gegraven. Meer bronnen m.b.t. deze vondst zijn niet bekend en we moeten het doen met de informatie uit het korte krantenartikeltje.

Toch geeft dat wel enkele aanwijzingen. Het gaat hier om zogenoemde veenlijken; een bijzonder gegeven dat er op kan duiden dat deze drie mensen zijn geofferd. Een aanwijzing daarvoor is de vermelding dat de vinders het idee hebben gehad dat twee van deze personen “aan elkander gebonden hun dood moeten hebben gevonden”. Maar ook de opmerking dat het hoofd van de romp gescheiden was, duidt op een mensenoffer.

De datering van de veenlijken is volgens de “Archeologische verwachtingskaart gemeente Kollumerland en Nieuw Kruisland” vermoedelijk Midden/Late IJzertijd. Met IJzertijd wordt hier bedoeld te periode tussen ongeveer 800 voor Christus tot ongeveer het begin van onze jaartelling.

Bij het offeren werd grof geweld gebruikt; de mensen die werden geofferd werden vastgebonden, gewurgd, doodgestoken of onthoofd. Dat zou op een samenlevingsvorm kunnen duiden die de drie gevonden veenlijken al voor de jaartelling heeft ‘vermoord’ in een religieuze overtuiging, dat dat ‘juist’ was. “Juist”, omdat het mensenoffer binnen de context van een religie als een geschenk voor een god was bedoeld.

2 – Foestrum, de oude bijnaam van Westergeest

“Foestrum” wordt gezien als een echo uit de tijd dat een samenlevingsvorm, op de plaats waar nu de kerk van Westergeest staat, een Fries-Germaanse godheid werd vereerde.

Door de schemering die over deze lang vervlogen tijd hangt wordt het niet helemaal duidelijk om welke godheid het dan precies gaat. Er zijn verschillende goden-namen uit die tijd in omloop, goden van verschillende geslachten en vereerd om verschillende redenen.

Ik neig er steeds meer naar om in Fosite of Forseti de godheid te zien die vroeger in het huidige Westergeest werd vereerd.

In de Germaanse mythologie zou deze vrij onbekende [opper]god gewijd zijn aan de rechtspraak. De naam houdt mogelijk verband met het Fries Germaanse woord voor ‘voorzitter’. En de kerk van Westergeest wordt al eeuwenlang in verband gebracht met de rechtspraak. Zo werd er bijvoorbeeld al op 27 april 1556 in de kerk van Westergeest een vergadering gehouden om een twistpunt te slechten – aanwezig waren de substituut-grietman van Dokkum [Dirck Dircksz.], Cop Harkema namens Kollum en Sye Buma namens de gemeente Westergeest, Oltwoldt en Colmerswage.

De plek van verering, het ‘hiem’ van deze godheid Fosite, Forseti of Fostera, wordt nog steeds Fostera-hiem, Foestrum genoemd. Aangenomen wordt dat de kerk werd gebouwd op de heilige, ter ere van deze godheid gewijde tempel.

3 – kerkbouw op heilige plaats

Toen de zendelingen ook in onze omgeving kwamen werden heel wat oude heidense heiligdommen gesloopt – een groot deel werd ‘gekerstend’. Deze heiligdommen werden door de kerk als het ware religieus omgebouwd tot Christelijke kerk.

Ook Karel de Grote [742/747 – 814] heeft een rol gespeeld. Met de bouw van kerken werkte hij aan een soort verlengstuk van zijn wereldlijke macht. Hij gebruikte de kerk om de eigen macht te verstevigen. Zodoende werden op vele plaatsen, wellicht ook in Westergeest, al vóór de 10e eeuw eenvoudige houten en/of tufstenen kerkjes gebouwd.

Het tufstenen kerkje zou gebouw zijn op de heilige, ter ere van Fosite, Forseti of Fostera’s gewijde tempel. Karel de Grote stierf in 814 en het tufstenen kerkje stond er toen wellicht al.

4 – bedijking

De geestelijkheid ging een belangrijke rol spelen bij de bedijking. Dat was van groot belang omdat de zee nog voor heer en meester opsloeg.

Ook in onze omgeving was dat goed te merken. Het Dokkumer Diep was al vroeg in de middeleeuwen een belangrijke afwateringsstroom die veel water afvoerde naar zee, maar omgekeerd kon het zeewater ook ongehinderd ver landinwaarts komen.

Om dat te voorkomen werden dijken aangelegd. Volgens een touristengids is in de buurt van Beintemahuis nog een onbeschadigd gedeelte van een dijkwering uit circa 900.

Daarmee wordt m.i. de Wâlddyk bedoeld. Een dijk die destijds een al van belang geachte samenleving moest beschermen tegen het water.

En nu u – hebt u opmerkingen of aanvullingen op deze post, reageer dan. En help onze dorpsgeschiedenis compleet te maken.


Plaats een reactie